ECLI:NL:RBDHA:2021:16256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL20.7730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding en hoogte dwangsom in asielzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, zijn eisers, een echtpaar, in beroep gegaan tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake hun asielaanvragen. De eisers hebben op 25 oktober 2019 beroepen ingesteld omdat verweerder niet tijdig op hun aanvragen had beslist. Na een besluit op 2 maart 2020, waarbij een dwangsom van € 1.442,- werd toegekend, hebben eisers beroep ingesteld tegen de hoogte van deze dwangsom en verzocht om een proceskostenvergoeding. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 zijn eisers niet verschenen, maar verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat partijen het erover eens zijn dat verweerder te laat heeft beslist op de asielaanvragen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, maar kent een lager bedrag toe dan door eisers gevorderd, omdat de zaken samenhangend zijn en de beslistermijn slechts in één zaak is overschreden. De rechtbank wijst de vordering van eisers tot een hogere dwangsom af, omdat de asielaanvragen van het echtpaar samenhangen, maar niet identiek zijn. De rechtbank concludeert dat de dwangsom van € 1.442,- terecht is uitgekeerd en verklaart de beroepen ongegrond.

De rechtbank beslist dat in de zaken NL19.25600 en NL19.25601 verweerder in de proceskosten van eisers wordt veroordeeld tot een bedrag van € 267,-, terwijl in de zaken NL20.7730 en NL20.7731 de beroepen ongegrond worden verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 18 juni 2021 bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.25600 en NL19.25601 (proceskosten) en NL20.7731 en NL20.7730 (hoogte dwangsom)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] en [eiseres] , eisers

V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Op 25 oktober 2019 hebben eisers beroepen ingesteld, omdat verweerder niet op tijd beslist heeft op hun asielaanvragen.
Bij besluiten van 2 maart 2020 heeft verweerder alsnog beslist op de asielaanvragen van eisers. Verweerder heeft daarbij een dwangsom aan eisers toegekend van in totaal € 1.442,-.
Eisers hebben beroep tegen die besluiten ingesteld wat betreft de hoogte van de dwangsom. Ook hebben zij verzocht om een proceskostenvergoeding voor hun beroepen tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Zaken NL19.25600 en NL19.25601: proceskosten
1. Eisers vragen in deze zaken om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat verweerder niet tijdig beslist heeft op hun asielaanvragen.
2. Partijen zijn het erover eens dat verweerder te laat beslist heeft op de asielaanvragen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij geen bezwaar maakt tegen het betalen van de proceskosten van eisers in deze zaken. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eisers voor de behandeling van de beroepen redelijkerwijs hebben moeten maken. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat een professionele (juridische) hulpverlener
de beroepen heeft ingediend. Omdat de zaken alleen gaan over de vraag of de beslistermijn is overschreden, kent de rechtbank een lager bedrag toe (één punt ter waarde van € 534,-, met wegingsfactor 0,5). Verder hebben eisers geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank kent daarom € 267,- toe. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.
Zaken NL20.7730 en NL20.7731
3. Eisers voeren in deze zaken aan dat verweerder ten onrechte één maal een bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft betaald. Zij vinden dat hun asielaanvragen niet zodanig samenhangen dat dat gerechtvaardigd is. Volgens eisers had verweerder twee maal de dwangsom moeten betalen, zodat het totaal moet uitkomen op € 2.884,-.
3.1.
De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het uitgangspunt is dat er samenhang bestaat tussen de asielaanvragen van een echtpaar.1 Daarvoor is niet vereist dat die zaken geheel identiek zijn. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het asielrelaas van eiseres zelfstandige onderdelen bevat die losstaan van de asielaanvraag van eiser. Bij de inwilliging van de asielaanvraag van eiseres is echter de inwilliging van de asielaanvraag van eiser doorslaggevend geweest. Dit hangt samen met de omstandigheid dat de Turkse autoriteiten aan eiser toedichten dat hij aanhanger van Gülen is. Om die reden heeft verweerder ook de aanvraag van eiseres ingewilligd.
3.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Dat betekent dat verweerder terecht een dwangsom
heeft uitgekeerd van één maal het bedrag van € 1.442,-.
4. De beroepen in deze zaken zijn ongegrond. Verweerder hoeft voor deze zaken geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaken NL19.25600 en NL19.25601:
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 267,-.
in de zaken NL20.7730 en NL20.7731:
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 18 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1624.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.