Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [1996] , van Syrische nationaliteit, eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3 december 2019 is eiser Nederland ingereisd.
Die aanvraag wordt dan in de algemene asielprocedure in behandeling genomen. Als deze zelfstandige asielaanvraag niet tot vergunningverlening leidt, kan aan de betrokkene alsnog de afgeleide asielvergunning worden verleend. In eisers geval is geen sprake van de hiervoor beschreven situatie, omdat verweerder geen mvv aan hem heeft verstrekt om Nederland binnen te komen. Eiser is zonder mvv Nederland ingereisd en heeft vervolgens een asielverzoek ingediend. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard vanwege zijn verblijfsrecht in Bulgarije en dat zij niet weet of eiser verweerder bij zijn asielaanvraag heeft gevraagd om te toetsen aan de criteria van het nareisbeleid.
Wat eiser als procesbelang heeft aangevoerd, kan de rechtbank niet volgen. Redengevend hiervoor is dat eiser in zijn asielprocedure al de gelegenheid heeft gehad om voor een afgeleide asielvergunning in aanmerking te komen. Uit de MvT blijkt dat eiser verweerder in zijn asielprocedure had kunnen verzoeken om zijn aanvraag (uitsluitend) te toetsen aan de criteria van het nareisbeleid. Dat eiser dit niet heeft gedaan komt voor zijn rekening en risico en betekent niet dat eiser in deze procedure in een gunstigere positie kan komen dan in de asielprocedure mogelijk was geweest. Wel hecht de rechtbank er waarde aan om op te merken dat verweerder ter zitting heeft erkend dat in het primaire besluit ten onrechte aan de criteria van het nareisbeleid is getoetst, omdat toen al bekend was dat eiser in Nederland was en geen belang had bij het verkrijgen van een mvv. Volgens verweerder had hij eisers aanvraag – achteraf bezien – dan ook niet inhoudelijk had hoeven toetsen.