Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3204
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.C. Pool), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: G. Aroug).
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 13 januari 2020 met NL19.22315. In die uitspraak staat dat verweerder binnen 14 weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft op 25 december 2018 een aanvraag gedaan voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Vervolgens heeft eiser aan verweerder op 25 juni 2019 een ingebrekestelling verstuurd. Eiser heeft op 7 augustus 2019 bij de
rechtbank een beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ingediend. De rechtbank heeft op 3 september 2019 in haar uitspraak met zaaknummer: NL19.18409, het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Op 4 september 2019 heeft eiser nogmaals een ingebrekestelling ingediend. Daarna heeft eiser op 20 september 2019 een beroep niet tijdig ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 januari 2020, met zaaknummer: NL19.22315 het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen 14 weken een beslissing moet nemen op de aanvraag.
3. Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiser. In zijn verweerschrift van 19 maart 2021 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen besluit heeft genomen na de uitspraak van de rechtbank.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
6. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiser wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiser kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiser. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een termijn van acht weken om een start te maken met de asielprocedure door het houden van een eerste gehoor in het licht van de huidige uitvoeringspraktijk en de gevolgen van het corona-virus niet (meer) uitvoerbaar is. Verweerder benadrukt dat de planning van (de start van) een asielprocedure een complexe aangelegenheid is en dat het opdragen van een termijn van minder dan zes tot acht weken voor het starten van de procedure niet reëel is. Eiser heeft al een eerste gehoor gehad en een aanvullend gehoor. Eiser zal nog worden uitgenodigd voor een nader gehoor. Eiser is inmiddels opgenomen in de VA-procedure en de procedure zal meer tijd in beslag nemen. Het is niet duidelijk wanneer het nader gehoor zal plaatsvinden. Mede gelet op de termijnen van artikel 3.115 en 3.116 van het Vreemdelingenbesluit en het 8+8 wekenmodel conform de uitspraak van de afdeling van
8 juli 2020 1, verzoekt verweerder de rechtbank om op grond van artikel 8:55d, derde lid, Awb, een termijn van zestien weken op te leggen voor het nemen van een beslissing op de asielaanvraag.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser zijn asielaanvraag heeft kunnen onderbouwen. Eiser heeft meerdere gehoren gehad (aanmeldgehoor, eerste gehoor, , aanvullend gehoor) en is in de gelegenheid gesteld om zijn correcties en aanvullingen hierop in te dienen. Verder blijkt uit de stukken dat eisers asielaanvraag de Verlengde Asielprocedure (VA-procedure) wordt behandeld.