ECLI:NL:RBDHA:2021:1613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
NL20.22218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van statushouder met ernstige medische problemen en de beoordeling van terugkeer naar Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een statushouder van Eritrese nationaliteit, die ernstige nierproblemen heeft. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris erkende de kwetsbaarheid van de eiseres vanwege haar medische situatie, maar stelde dat zij bij terugkeer naar Hongarije geen reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de eiseres, gezien haar bijzondere kwetsbaarheid, niet in een situatie van materiële deprivatie zou terechtkomen. De rechtbank wees op de feitelijke omstandigheden in Hongarije, waar statushouders vaak in een kwetsbare positie verkeren en moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot zorg en huisvesting. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de eiseres bij terugkeer naar Hongarije in haar basisbehoeften zou kunnen voorzien.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.22218

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

ProcesverloopBij besluit van 28 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.22219, plaatsgevonden op 20 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vanwege haar medische situatie niet terug kan keren naar Hongarije. Uit de medische stukken die zijn ingebracht blijkt dat zij ernstige nierproblemen heeft, waarvoor zij drie keer in de week vier uur nierdialyse moet ondergaan en medicatie nodig heeft voor haar behandeling.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiseres in Hongarije internationale bescherming geniet. Verweerder heeft erkent dat eiseres bijzonder kwetsbaar is vanwege haar medische situatie. Bij terugkeer naar Hongarije loopt zij door haar bijzondere kwetsbaarheid echter geen reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] . Daarom is de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard
Beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat zij bij terugkeer naar Hongarije te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De motivering van verweerder in het bestreden besluit is volgens eiseres niet deugdelijk, omdat verweerder onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de omstandigheden van het geval. Er is weliswaar toegang tot de gezondheidszorg in Hongarije, maar deze gezondheidszorg is niet adequaat gebleken voor eiseres omdat bepaalde voor eiseres noodzakelijke medicatie niet voor haar beschikbaar was. Daarbij komt dat zij in Hongarije geschikte huisvesting niet kan betalen, en niet kan beschikken over de vanwege haar medische situatie noodzakelijke hygiënische omstandigheden en haar strenge dieet. De voor statushouders beschikbare en goedkope hostels zijn voor haar medische toestand niet voldoende. Verweerder heeft ten onrechte te veel waarde gehecht aan de situatie ten tijde van haar relatie met haar ex-partner. Inmiddels is de relatie verbroken, waardoor zijn (financiële) hulp is weggevallen. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres de volgende stukken overgelegd:
- een brief van Menedék, Hungarian Association for Migrants, van 26 augustus 2020;
- een e-mailconversatie tussen eiseres en dr. [naam 1] , medical doctor van het dialyse-centrum, van 5 januari 2021;
- een e-mailconversatie tussen eiseres en Diaverum, Country Managing Director Hungary, van 15 januari 2021;
- twee brieven van dr. [naam 2] , internist-nefroloog, en mw. [naam 3] , verpleegkundig specialist van het Leids Universitair Medisch Centrum, van 18 januari 2021.
Toetsingskader
4. Uit het arrest Ibrahim [3] en de jurisprudentie van de Afdeling [4] zoals de uitspraak van 15 juli 2019 [5] volgt dat als sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid, verweerder nader moet motiveren waarom de desbetreffende vreemdeling bij terugkeer naar Hongarije niet, door hun bijzondere kwetsbaarheid, buiten hun eigen wil en keuzes om, zullen terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden.
Verweerder heeft daarbij beoordelingsruimte. Het is vervolgens aan de rechtbank om dat standpunt te toetsen.
Oordeel rechtbank
5. Niet in geschil is dat de juridische positie van statushouders in Hongarije gelijk is aan die van Hongaarse statusburgers. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 [6] bestaat er echter een zeer wezenlijk verschil tussen de juridische en feitelijke situatie. De Afdeling heeft in die uitspraak overwogen dat met name de feitelijke positie van statushouders in Hongarije moeilijk is. De opvang voor statushouders is beperkt tot dertig dagen, en statushouders die uit opvangcentra komen ondervinden in de praktijk extreme moeilijkheden om toegang tot huisvesting te krijgen. De statushouders zijn hierbij volledig op zichzelf aangewezen. Ook overweegt de Afdeling in haar uitspraak dat er voor statushouders in Hongarije problemen zijn om toegang te krijgen tot sociale voorzieningen omdat administratieve belemmeringen dit beperkten. Verder is uit de rapporten gebleken dat statushouders extreme moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot de gezondheidszorg in Hongarije. De Hongaarse autoriteiten zijn niet welwillend gebleken om statushouders te helpen, en ook is gebleken dat zij statushouders actief tegenwerken, aldus de Afdeling. De Afdeling concludeert dat een statushouder in Hongarije zich in de praktijk alleen met grote moeite zal kunnen staande houden en zijn rechten zal kunnen effectueren.
5.1
De door de Afdeling beschreven zorgelijke, feitelijke situatie voor statushouders in Hongarije (die mede wordt veroorzaakt door onverschilligheid van de Hongaarse autoriteiten), wordt bevestigd door de volgende informatie die in de brief van Menedék is weergeven:
“There is no integration programme or support for foreigners in Hunary, this means that people who are recognized as refugees receive no financial support, no accommodation of any other assistance (like integration courses of Hungarien language lessons, etc.) from the goverment. Beneficiaries of international protection (refugees and beneficiaries of subsidiary protection) are granted almost the same rights as Hungarian nationals: they can stay in the country and work without a work permit and receive ID and travel documents. But because there is no integration support, refugees must take care of all basic everyday expenses like food, accommodation, etc without any specific assisitance from central or local authorities. Public housing opportunities are very scarce in Hungary, even for Hungarian nationals and the local rules on social housing usually establish requirements that refugees cannot meet (i.e. continuous residence in a municipality for several years). It often means that after receiving the protection, refugees have no other choice but to move into temporary homeless shelters because these are the cheapest available accommodations. In addition to the fact that there are only a few homeless shelters for women, in the case of a person who must attend continuous renal dialysis the above mentiones temporary homeless shelters are not appropriate since people with this condition must live in a very clean and hygienic place. The only solution is to rent an apartment but since the rental prices are very high (in Budapest, where foreigners have the highest chances to find employment, the average rental price is HUF 165.800 – while the gross minimum wage in Hungary is HUF 16.830) one must start working immediately to be able to cover these prices nevertheless, refugees do not receive any assistance from central or local authorities in finding employment.”
5.2
De rechtbank gaat er bij de beoordeling van uit dat de feitelijke positie van statushouders, zoals die is beschreven door de Afdeling en Menedék, niet verbeterd is. De bronnen die in het bestreden besluit zijn aangehaald door verweerder over de toegang tot zorg en uitkering voor statushouders hebben, naar de rechtbank begrijpt, betrekking op de juridische positie van statushouders in Hongarije, zodat deze niet afdoen aan de hiervoor beschreven feitelijke positie van statushouders.
5.3
Verweerder heeft in het licht van die feitelijke positie van statushouders onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer naar Hongarije niet door haar bijzondere kwetsbaarheid, buiten haar eigen wil en keuzes om, zal terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, die voldoet aan de in punten 89 tot en met 91 van het arrest Ibrahim genoemde criteria. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.3.1
Verweerder kan worden nagegeven dat uit de eigen verklaringen van eiseres en de stukken die zij heeft ingebracht blijkt dat eiseres in het verleden zorg heeft gekregen in Hongarije vanwege haar nierproblemen en nog steeds kan krijgen. Zij stelt dat een specifiek medicijn, dat in haar geval noodzakelijk is, niet te verkrijgen zal zijn in Hongarije. Zij heeft niet onderbouwd om welk medicijn het precies gaat en waarom dat medicijn noodzakelijk is voor het slagen van de behandeling. Dit blijkt niet uit de door haar ingebrachte medische stukken. Overigens blijkt uit de door haar overgelegde stukken (e-mailconversatie met dr. [naam 1] ) dat alle door eiseres als noodzakelijk genoemde medicatie, in beginsel beschikbaar is, ook voor eiseres.
5.3.2
Verweerder heeft daarmee echter nog niet voldoende rekenschap gegeven van alle omstandigheden van het geval. Eiseres heeft namelijk ook gesteld (en naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt) dat zij aanvullende waarborgen nodig heeft, namelijk dat zij vervoer nodig heeft naar het ziekenhuis waar de nierdialyses plaatsvinden, dat haar woonsituatie moet voldoen aan een hoge hygiënenorm en dat zij ter ondersteuning van haar behandeling voor haar nierproblemen een speciaal dieet moet volgen. Dit volgt niet alleen uit haar verklaringen maar ook uit de brief van het LUMC, waarin het volgende is omschreven:
“Patiënte heeft in 1996 een niertransplantatie ondergaan. Vanwege falen van het transplantaat wordt zij nu weer behandeld met hemodialyse 3x per week in het LUMC in Leiden. Dit betekent dat zij 3x per week de reis naar een beschikbaar dialysecentrum in haar woonomgeving moet maken. In Nederland is hiervoor taxivervoer geregeld door de zorgverzekeraar omdat de dialysebehandeling een behoorlijke fysieke impact heeft op de dialyse patiënt. Na dialysebehandeling zien wij vaak ernstige vermoeidheidsklachten en lage bloeddrukken bij onze patiënten. Patiënte gebruikt geen immuunsuppresiva, maar zij moet in deze Covidtijd beschouwt worden als een patiënte met een kwetsbare gezondheid. Dit betekent voor haar dat zij zo veel mogelijk contacten met anderen moet vermijden en altijd rekening moet houden met hygiënische omstandigheden. Gedeelde ruimtes met andere bewoners leveren een verhoogd infectierisico voor haar zelf op en door haar frequente ziekenhuisbezoek is dit ook een verhoogd risico voor de ziekenhuisomgeving waar zij vaak verblijft. (…) Om de behandeling verder te ondersteunen is het advies een kalium- en natriumbeperkt dieet te volgen. Patiënte kan dus niet mee eten met standaard maaltijden in een gedeelde woonomgeving.”
Eiseres stelt dat deze aanvullende waarborgen niet voor haar in Hongarije beschikbaar zijn, omdat zij die niet zal kunnen bekostigen. Zij wijst er daartoe op dat er voor haar geen ander alternatief is dan een woning in de particuliere sector vanwege de hygiënenormen waaraan een huis in haar geval moet voldoen. Zij wijst er daartoe op dat er een schaarste is op de particuliere huizenmarkt, zodat het moeilijk zal zijn om een woning te vinden, temeer in haar situatie als statushouder. Dit wordt bevestigd door Menedék. Voor zover zij al in staat zal zijn om fulltime werk te vinden en te verrichten dan wel een uitkering te krijgen, en voor zover zij al een huis in de particuliere sector zal kunnen vinden, zal zij naar de rechtbank opmaakt uit de informatie van Menedék de huur van dat huis niet met dat inkomen uit werk of een uitkering kunnen betalen. Daarbij komen dan ook nog de extra kosten voor haar speciale dieet en de nodige vervoerskosten. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom uit deze omstandigheden, in samenhang bezien met de onverschilligheid van de Hongaarse autoriteiten, voor eiseres als bijzonder kwetsbaar persoon, geen situatie van materiële deprivatie dreigt als bedoeld in het arrest Ibrahim, buiten haar keuze en wil om.
5.3.3
Voor zover verweerder onder verwijzing naar het verleden stelt dat eiseres in staat was om zich te handhaven in Hongarije en er daarom van uitgegaan moet worden dat zij dat in de toekomst ook zal kunnen, miskent verweerder dat de situatie is veranderd. Toen had zij namelijk nog een relatie met haar partner in Nederland, verbleef zij periodes in Nederland bij hem, maakte zij gebruik van de zorg in Nederland en werd zij grotendeels door haar partner ondersteund. Die relatie is beëindigd, zodat die steun van hem is weggevallen.
5.3.4
Het argument van verweerder dat eiseres bij voorkomende problemen kan klagen bij de hogere autoriteiten in Hongarije, acht de rechtbank in dit geval ook niet steekhoudend. In het algemeen mag verweerder van statushouders verwachten dat zij bij voorkomende problemen kunnen klagen bij de autoriteiten of andere geëigende instanties om de rechten te effectueren die zij hebben. Bij een bijzonder kwetsbare statushouder ligt het echter op de weg van verweerder om na te gaan in hoeverre succesvol geklaagd kan worden en of de persoon in kwestie daartoe in staat zal zijn. Daarbij dient verweerder de algemene informatie te betrekken, maar ook de verklaringen van de persoon in kwestie over eerdere ervaringen en pogingen daartoe. De rechtbank acht verweerders onderzoek en motivering op dit punt onvoldoende.
5.3.5
De beroepsgronden slagen gelet op het voorgaande (deels).
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat dat in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid vanmr. C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
4.Voluit: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.ECLI:NL:RVS:2020:1087, rechtsoverweging 6.5.