ECLI:NL:RBDHA:2021:16083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
NL21.8730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser, geboren in 1992, had asiel aangevraagd na een incident waarbij zijn vriend om het leven kwam. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op een hybride zitting op 22 juni 2021, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het bestreden besluit was gedateerd op 19 april 2021, en de rechtbank concludeerde dat de eiser te laat beroep had ingesteld. Echter, na het indienen van een verklaring over een faxstoring, oordeelde de rechtbank dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, waardoor het beroep ontvankelijk was.

Vervolgens heeft de rechtbank de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiser beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser vaag en tegenstrijdig waren. De eiser had niet kunnen onderbouwen dat hij documenten uit Nigeria had kunnen verkrijgen en zijn verklaringen over de gebeurtenissen rondom de ruzie met zijn vriend waren inconsistent. De rechtbank concludeerde dat de eiser er niet in was geslaagd om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8730
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Heerenbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.8731, op 22 juni 2021 op een hybride zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of het beroep ontvankelijk is. De rechtbank overweegt als volgt. Het bestreden besluit dateert van 19 april 2021. De termijn om beroep in te stellen is één week na de dag van bekendmaking van het bestreden besluit. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder het bestreden besluit op
19 april 2021, omstreeks 16.50 uur, per fax heeft verzonden aan de gemachtigde van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld op 7 juni 2021. Dit is te laat. Er is dus sprake van een termijnoverschrijding. Eiser heeft een verklaring ingediend van het bedrijf dat het faxverkeer van het kantoor van zijn gemachtigde verzorgt. Hieruit blijkt dat zich op
19 april 2021, omstreeks 16.44 uur, een storing heeft voorgedaan. De fax is wel binnengekomen in de server van het bedrijf, maar is als gevolg van de storing niet aan de gemachtigde van eiser verzonden. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat eiser, als gevolg van niet aan hem toe te rekenen omstandigheden, de fax van 19 april 2021 niet tijdig heeft ontvangen. Hij is daarom niet in de gelegenheid geweest om tijdig beroep in te stellen. Er is sprake van een verschoonbare
termijnoverschrijding. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 20181, waarin sprake was van een vergelijkbare situatie.
Het voorgaande betekent dat het beroep ontvankelijk is en dat de rechtbank het beroep inhoudelijk zal behandelen.
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992. Hij heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. Op 10 januari 2014 kwam een vriend van eiser bij hem op bezoek. Deze vriend heeft geld van eiser gestolen. Er ontstond een gevecht, waarbij de vriend van eiser gewond is geraakt. Eiser heeft zijn vriend vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. Eisers vriend is daar overleden. Eiser heeft van een andere vriend, genaamd [A] , gehoord dat hij wordt gezocht door de familie van zijn overleden vriend en door de politie. Daarom is hij op [datum] 2014 uit Nigeria gevlucht.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • beschuldiging van moord op een vriend.
4. Verweerder acht het element onder (1) wel geloofwaardig, maar het element onder (2) niet.
5. Eiser betwist het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van het element onder (2). De rechtbank toetst hierna de diverse aspecten van het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij zijn asielrelaas op geen enkel punt heeft onderbouwd met documenten. Ook is niet gebleken dat eiser sinds zijn aankomst in Nederland op
14 januari 2018 inspanningen heeft verricht om op enigerlei wijze documenten uit Nigeria te verkrijgen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hiertoe geen enkele mogelijkheid heeft gehad.
7. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag en wisselend heeft verklaard over de gang van zaken rondom de ruzie met zijn vriend en hoe zijn buren dit zouden hebben gezien. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat de ruzie binnen heeft plaatsgevonden en anderzijds dat de ruzie buiten heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft mogen aanvoeren dat eiser deze tegenstrijdigheid in zijn verklaringen niet heeft kunnen uitleggen. Eiser heeft verder verklaard dat zijn vriend om 19.00 uur bij hem op bezoek kwam en dat hij zijn vriend vijf minuten daarna naar het ziekenhuis heeft gebracht. Eiser heeft verklaard dat hij in de tussentijd heeft gedoucht, dat zijn vriend geld heeft gestolen, dat eiser zijn eigen portemonnee heeft gecontroleerd, dat hij zijn vriend heeft beschuldigd van diefstal en dat er vervolgens een fysieke ruzie is ontstaan. Verweerder heeft mogen aanvoeren dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de door eiser geschetste gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in een tijdsbestek van vijf minuten.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich vervolgens niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij zou weten dat de
politie naar hem op zoek zou zijn. Eiser heeft verklaard dat hij dit van [A] heeft gehoord, maar hij heeft niet uitgelegd hoe [A] dit zou weten. Nu onduidelijk is hoe de buren de ruzie hebben gezien, is ook onduidelijk hoe [A] hiervan op de hoogte zou kunnen zijn.
9. Verweerder heeft verder mogen aanvoeren dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de politie binnen een tijdsbestek van ongeveer vijf minuten met de getuigen zou hebben gesproken, een foto van eiser zou hebben opgehaald bij eisers werk, hier flyers van zou hebben gemaakt en deze vervolgens zou hebben verspreid. De enkele verklaring van eiser dat alles heel snel ging, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
10. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder ook niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wanneer hij Nigeria heeft verlaten. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij Nigeria op [datum] 2014 heeft verlaten via [plaats] . Hij heeft verklaard dat hij het ziekenhuis in [plaats] rond 19.30 uur heeft verlaten en dat hij rond middernacht de grens is overgestoken. Verweerder heeft in het voornemen aangevoerd dat de reis van [plaats] naar [plaats] met de auto ruim dertien uur duurt. Eiser heeft dit standpunt van verweerder over de duur van de reis niet betwist. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij, gelet op de duur van de reis, niet kan worden gevolgd in zijn verklaring dat hij rond middernacht de grens zou zijn overgestoken. Verweerder heeft eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat hij gedurende de nacht nog onderweg was. Uitgaande van een reis van dertien uur, zou het immers al ochtend moeten zijn voordat eiser de grens zou hebben bereikt.
11. Voor zover eiser stelt dat onduidelijkheden in zijn relaas zijn ontstaan door spanning, stress en door de taalbarrière, overweegt de rechtbank dat deze enkele stelling niet maakt dat verweerder de in alinea’s 6 tot en met 10 besproken punten niet aan eiser heeft mogen tegenwerpen.
12. Uit wat de rechtbank in de alinea’s 6 tot en met 10 heeft overwogen, volgt dat eiser er niet in is geslaagd om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De overige geschilpunten behoeven daarom geen bespreking meer.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
05 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.