ECLI:NL:RBDHA:2021:16045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB 20/8290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van nareis voor een Iraanse nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Iraanse verzoeker, geboren in 1999, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis heeft ingediend. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de mededeling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat er voorlopig geen interviews mogelijk zijn in Iran. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij op korte termijn gehoord wilde worden voor zijn aanvraag.

De staatssecretaris heeft op 21 juni 2021 schriftelijk gereageerd en medegedeeld dat verzoeker op 8 december 2020 in Istanbul is gehoord. De staatssecretaris stelt dat hij heeft voldaan aan de wensen van de verzoeker en dat het belang van de gevraagde voorziening is komen te vervallen. De verzoeker heeft vervolgens aangegeven het eens te zijn met het standpunt van de staatssecretaris en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker geen procesbelang meer heeft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8290
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker] ,geboren op [geboortedatum] 1999, van de Iraanse nationaliteit, verzoeker
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.W.M. Jans).

Procesverloop

Verweerder heeft verzoeker op 12 oktober 2020 laten weten dat er voor nareiszaken voorlopig geen interviews mogelijk zijn in Iran.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze feitelijke handeling [1] en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 21 juni 2021 een schriftelijke reactie ingediend. Verzoeker heeft hier de volgende dag op gereageerd.
Partijen hebben de voorzieningenrechter mondeling toestemming gegeven om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting af te doen.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft een voorlopige voorziening ingediend met als doel om op korte termijn te worden gehoord voor zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
2. Bij brief van 21 juni 2021 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat verzoeker op 8 december 2020 in Istanbul is gehoord. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde en stelt zich daarom op het standpunt dat het belang voor de gevraagde voorziening is komen te vervallen.
3. Verzoeker heeft aangegeven dat hij het eens is met het standpunt van verweerder en dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
4. Gelet op het voorgaande, concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Verzoeker heeft namelijk geen procesbelang. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 5 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.die op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) met een besluit gelijk is gesteld.