ECLI:NL:RBDHA:2021:16019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
20/5455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van Beoordelingskader BUK 2018

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 december 2021, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor dubbele kinderbijslag ongegrond verklaard. Eiseres had de aanvraag ingediend voor haar twee zonen, [zoon 1] en [zoon 2], op basis van artikel 7a van de AKW, dat recht geeft op dubbele kinderbijslag indien het kind intensieve zorg behoeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de aanvragen op correcte wijze heeft beoordeeld aan de hand van het Beoordelingskader BUK 2018. Eiseres had in beroep aangevoerd dat haar zonen intensieve zorg nodig hadden, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank heeft de besluiten van de Svb, waarin de aanvragen voor dubbele kinderbijslag zijn afgewezen, bevestigd. De rechtbank concludeerde dat de zorgscores voor beide zonen niet voldeden aan de vereisten voor het verkrijgen van dubbele kinderbijslag, en dat de Svb terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van intensieve zorg. De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat er toezeggingen waren gedaan door de overheid die haar verwachtingen hadden gewekt. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens en de rol van het CIZ in de beoordeling van zorgbehoeften.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Baouch),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: W. van den Berg).

Procesverloop

In het besluit van 3 februari 2020 (primair besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag vanwege haar zoon [zoon 1] , afgewezen.
In het besluit van 3 februari 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag vanwege haar zoon [zoon 2] , afgewezen.
In het besluit van 10 juli 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I ongegrond verklaard.
In het besluit van 10 juli 2020 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 juli 2021 heeft de rechtbank aangekondigd dat zij een zitting in deze zaak achterwege wilde laten. Eiseres heeft aangegeven daarmee in te stemmen indien er nog de mogelijkheid werd geboden om schriftelijk te reageren op de stukken van verweerder.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Op 24 oktober 2019 heeft eiseres dubbele kinderbijslag in de zin van artikel 7a, eerste lid, van de AKW aangevraagd voor haar kinderen [zoon 1] (geboren op [geboortedag 1] 2007) en [zoon 2] (geboren op [geboortedag 2] 2008).
1.2
Verweerder heeft daarop primair besluit I genomen en de aanvraag ten aanzien van [zoon 1] met ingang van het 2e kwartaal van 2019 afgewezen. Verweerder heeft hieraan het advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) van 9 januari 2020 ten grondslag gelegd
1.3
Ten aanzien van [zoon 2] heeft verweerder primair besluit II genomen. De aanvraag is met ingang van het 2e kwartaal van 2019 afgewezen. Verweerder heeft zijn standpunt gebaseerd op het advies van het CIZ van 14 januari 2020.
2.1
Bij bestreden besluit I is primair besluit I gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op een advies van het CIZ van 7 juli 2020. Het CIZ heeft in het advies nul punten toegekend, terwijl [zoon 1] gelet op zijn leeftijd een minimale zorgscore van drie punten nodig heeft om in aanmerking te kunnen komen voor dubbele kinderbijslag. Voorts merkt verweerder op dat het genoemde kwartaal in primair besluit I een kennelijke verschrijving is en bedoeld was om de aanvraag af te wijzen vanaf het 4e kwartaal van 2019.
2.2
Bij bestreden besluit II is primair besluit II gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op een advies van het CIZ van 7 juli 2020. Het CIZ heeft in het advies nul punten toegekend, terwijl [zoon 2] gelet op zijn leeftijd een minimale zorgscore van drie punten nodig heeft om in aanmerking te kunnen komen voor dubbele kinderbijslag. Voorts merkt verweerder op dat het genoemde kwartaal in primair besluit I een kennelijke verschrijving is en bedoeld was om de aanvraag af te wijzen vanaf het 4e kwartaal van 2019.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met bestreden besluit I en II. De rechtbank zal in het navolgende de beroepsgronden van eiseres uitvoerig bespreken.
4. Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK) is sprake van intensieve zorg als bedoel in artikel 7a, eerste lid, van de AKW als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het BUK wint de Svb om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, van het BUK worden bij ministeriele regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd. Deze regels zijn neergelegd in de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling).
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies van het CIZ positief luidt.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Regeling kent het CIZ op een item een punt toe, indien het oordeelt dat er op dat onderdeel sprake is van een zware zorgbehoefte. Ingevolge het derde lid behoeft het kind tussen 10-17 jaar intensieve zorg indien het CIZ minimaal 3 punten toekent.
Bij het bepalen of per onderdeel al dan niet een punt moet worden toegekend wordt het zogenoemde Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader) gehanteerd. [1] In het beoordelingsdocument wordt een nadere uitwerking gegeven van de in de Regeling genoemde onderdelen, waarbij per onderdeel voorbeelden worden gegeven van situaties waarvoor wel of juist geen punt wordt toegekend. De lijst met voorbeelden die zijn genoemd in het blok ‘geen score’ zijn ingevolge het beoordelingsdocument niet uitputtend.
Beoordeling door de rechtbank
5.
Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen. [2]
6. Voor zover eiseres ten aanzien van beide aanvragen een beroep heeft gedaan op het vertrouwensbeginsel, merkt de rechtbank op dat uit vaste rechtspraak volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [3] De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van de zijde van verweerder mededelingen zijn gedaan waaruit eiseres redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat zij (een) diagnose(s) slechts aannemelijk hoefde te maken om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag op grond van de AKW. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan daarom niet slagen.
Bestreden besluit I ( [zoon 1] )
7.1
Verweerder heeft in navolging van het advies van het CIZ geconcludeerd dat [zoon 1] niet scoort op de items ‘lichaamshygiëne’ en ‘zindelijkheid’. Eiseres heeft in beroep slechts gesteld, maar ten aanzien van [zoon 1] niet nader onderbouwd waarom dit oordeel onjuist zou zijn. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. Deze beroepsgrond faalt.
7.2
Het item ‘eten en drinken’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling is in het Beoordelingskader uitgewerkt als ‘functie 3’. Eiseres betoogt dat [zoon 1] astma heeft en daarom voldoende calcium en vitamine D binnen moet krijgen, echter weigert hij dit te nuttigen, zodat continue aansporing tijdens de maaltijd noodzakelijk is. Hiervoor is hulpverlening aanwezig, aldus eiseres. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat op het item ‘eten en drinken’ geen score kan worden toegekend. Niet in geschil is dat [zoon 1] zelf kan eten en drinken. Verder is niet vastgesteld dat sprake is van een noodzaak tot continue aansporing van [zoon 1] tijdens het eten in verband met psychische aandoeningen en/of (geobjectiveerde) gedragsproblematiek. Voorts is gesteld noch gebleken dat is voldaan aan één van de overige criteria voor een score op dit item.
7.3
Het item ‘mobiliteit’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 4’ uitgewerkt. Hierbij staat vermeld dat het gaat om een ernstig beperkte loopfunctie als gevolg van motorische of energetische beperkingen. In de volgende situaties wordt een punt toegekend:
- kan niet lopen, verplaatst zich kruipend, schuivend;
- is rolstoelafhankelijk en heeft hulp nodig bij transfers en/of voortbewegen;
- kan slechts lopen met voortdurende hulp en ondersteuning van een begeleider;
- buitenshuis is vanwege ernstige energetische beperkingen altijd een rolstoel nodig die wordt voortbewogen door een begeleider.
Gesteld noch gebleken is dat aan die gestelde voorwaarden in het geval van [zoon 1] is voldaan. Dat [zoon 1] onder behandeling is van een revalidatiearts en/of fysiotherapeut maakt dat oordeel niet anders. Dit betekent dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor het item ‘mobiliteit’ onjuist is. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het CIZ de medische informatie van de logopedist en orthopedagoog en fysiotherapeut kenbaar in het oordeel heeft betrokken. Deze beroepsgrond faalt.
7.4 Het item ‘gedrag’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 6’ uitgewerkt. Hierbij staat vermeld dat onder dit item alleen gedragspathologie wordt gescoord waar een verklarende diagnose van een ter zake deskundige voor is. Hoewel er medische informatie beschikbaar is, blijkt daaruit niet dat in geval van [zoon 1] sprake is van een verklarende diagnose van een ter zake deskundige ten aanzien van gedragsproblemen. Daarnaast is niet gebleken dat er een noodzaak is tot permanent toezicht in verband met door de gehele dag heen voorkomende of dreigende gedragsproblemen en escalaties. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de door de school van [zoon 1] verstrekte informatie, waaruit blijkt dat [zoon 1] op school geen gedragsproblemen vertoont. Nu niet is gebleken dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan, heeft verweerde ook op dit item terecht geen score toegekend. Deze beroepsgrond faalt.
7.5
Het item ‘communicatie’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 7’ uitgewerkt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt waarom het advies van het CIZ ten aanzien van dit item onjuist zou zijn. Het enkele aanwezig zijn van een licht tot matige achterstand in het taalbegrip is onvoldoende om een score toe te kennen op dit item. Deze beroepsgrond faalt.
7.6
Het item ‘alleen thuis zijn’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 8’ uitgewerkt. Hierbij staat vermeld dat een punt wordt gescoord wanneer het kind niet langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn als gevolg van ziekte of stoornis. Er wordt geen punt gescoord indien het kind langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn, overdag en/of ’s avonds of uitsluitend overdag alleen thuis kan zijn, maar ’s avonds en ‘s nachts niet. Ook ten aanzien van dit item is niet objectief gebleken dat [zoon 1] niet langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn als gevolg van ziekte of stoornis. Dit betekent dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor het item ‘alleen thuis zijn’ onjuist is. Deze beroepsgrond faalt.
7.7
Het item ‘begeleiding buitenshuis’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder i, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 9’ uitgewerkt. Volgens eiseres gaat [zoon 1] zeer beperkt naar buiten. Dat [zoon 1] beperkt naar buiten gaat, is onvoldoende om te scoren op dit item. Eiseres heeft voorts ook niet aannemelijk gemaakt dat [zoon 1] als gevolg van ziekte of stoornis niet alleen naar buiten kan of alleen in de eigen afgesloten tuin kan spelen of alleen buiten kan zijn omdat de woonomgeving en sociale situatie zich ertoe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het direct (en voortdurende) zicht. Het is de rechtbank niet gebleken dat het standpunt van verweerder om op dit item geen score toe te kennen onjuist is. Deze beroepsgrond faalt.
7.8
Het item ‘bezig houden, handreikingen’ in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder j, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 10’ uitgewerkt. Het CIZ concludeert dat er geen geobjectiveerde informatie is over gedragsproblemen of een verklarende diagnose voor een psychiatrische aandoening, zodat geen punt wordt gescoord op dit item. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om verweerder hierin niet te volgen. Deze beroepsgrond faalt.
7.9
Tot slot wil de rechtbank nog opmerken dat zij niet in twijfel trekt dat [zoon 1] verzorging behoeft. Dit betekent echter nog niet automatisch dat sprake is van intensieve zorg op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW. Dat eiseres dit blijkbaar anders ziet is voor de rechtbank onvoldoende om te zeggen dat het CIZ de medische situatie op het peilmoment niet goed heeft ingeschat. Daarvoor is nadere informatie of zijn medische stukken nodig op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het CIZ bij het advies van onjuiste of onvolledige informatie is uitgegaan. De rechtbank heeft hiervoor uitgelegd waarom zij van oordeel is dat de door eiseres aangevoerde beroepsgronden niet voldoende zijn om te twijfelen aan het advies van het CIZ. Wat eiseres heeft aangevoerd leidt ook niet tot het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder met analoge toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de vaste gedragslijn (het beoordelingskader) had moeten afwijken.
Bestreden besluit II ( [zoon 2] )
8.1
Het item ‘lichaamshygiëne’ genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling is in het Beoordelingskader als ‘functie 1’ uitgewerkt. Hierbij staat vermeld dat er een punt wordt gescoord wanneer er bij de volgende handelingen volledige hulp nodig is of bij (vrijwel) alle handelingen (4 uit 5) aanwijzingen nodig zijn en bij een deel van de handelingen gerichte fysieke hulp (overname) noodzakelijk is:
- Wassen en douchen;
- Afdrogen;
- Haren wassen;
- Aan- en uitkleden;
- Tanden poetsen.
Het CIZ heeft op basis van de informatie van eiseres en de pedagoog geconcludeerd dat [zoon 2] niet de hele tijd aanwijzingen en fysieke hulp nodig heeft bij (bijna) alle handelingen van lichaamshygiëne, zodat geen punt wordt gescoord op dit item. Eiseres verwijst in beroep naar het telefonisch onderzoek van de autisme coach/pedagoog op 11 mei 2020, waarbij de pedagoog heeft aangegeven dat [zoon 2] zelfstandig de handelingen van lichaamshygiëne kan uitvoeren. Hij moet aangespoord worden om dit uit te voeren, anders kan hij het vergeten. Daarnaast benoemt zij dat – anders dan verweerder heeft geconcludeerd – permanent toezicht noodzakelijk is. In een aanvullende reactie heeft het CIZ geconcludeerd dat de informatie ten aanzien van de ondersteuning uiteenlopend is, maar dat niet kan worden geobjectiveerd dat er permanente aanwezigheid van iemand aanwezig moet zijn bij (vrijwel) alle handelingen van de lichaamshygiëne. Bovendien kan niet vanuit de geobjectiveerde aandoeningen verklaard worden dat deze hulp noodzakelijk is. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor het item ‘lichaamshygiëne’ onjuist is. Deze beroepsgrond faalt.
8.2
Ten aanzien van het item ‘zindelijkheid’ stelt eiseres zich in beroep op het standpunt dat bij [zoon 2] sprake is van ernstige zindelijkheidsproblemen. Voorts is ten behoeve van een goede hygiëne en het vermijden van huidirritatie toezicht en hulp bij het afvegen van de billen noodzakelijk, aldus eiseres. Volgens het Beoordelingskader wordt een punt gescoord wanneer het kind overdag en ’s nachts niet zindelijk is of veel hulp nodig heeft bij de toiletgang, namelijk het continu aanwezig zijn en/of hulp bieden bij een deel van de handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat wat eiseres heeft aangevoerd niet leidt tot een score op dit punt. Deze beroepsgrond faalt.
8.3
Verweerder heeft in navolging van het advies van het CIZ geconcludeerd dat [zoon 2] niet scoort op het item ‘eten en drinken’. Eiseres heeft in beroep slechts gesteld maar niet nader onderbouwd waarom dit oordeel wat betreft [zoon 2] onjuist zou zijn. De rechtbank gaat hieraan dan ook voorbij. Deze beroepsgrond faalt.
8.4
Doordat bij [zoon 2] sprake is van een korte kuitspier kan hij onder meer niet zelfstandig zijn broek aantrekken, zodat er een punt dient te worden gescoord op het item ‘mobiliteit’, aldus eiseres. Volgens het Beoordelingskader gaat het in dit geval om een ernstig beperkte loopfunctie als gevolg van motorische of energetische beperkingen. Gesteld noch gebleken is dat daarvan bij [zoon 2] sprake is, zodat het standpunt van verweerder om op dit item geen score toe te kennen, wordt onderschreven. Deze beroepsgrond faalt.
8.5
Ten aanzien van het punt ‘gedrag’ stelt eiseres zich onder meer op het standpunt dat [zoon 2] thans onder behandeling is bij praktijk Yoep en is doorverwezen naar een PTSS-kliniek. Volgens eiseres is aldus sprake van ernstige gedragsproblematiek. Het CIZ concludeert dat de gedragsproblemen niet kunnen worden verklaard vanuit geobjectiveerde aandoeningen. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten dat in geval van [zoon 2] op de te beoordelen datum permanent toezicht noodzakelijk was vanwege gedragsproblematiek waar een verklarende diagnose van een ter zake deskundige voor is. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat ook op dit item geen score kan worden toegekend. Deze beroepsgrond faalt.
8.6
Voorts is bij [zoon 2] sprake van een taalachterstand van vele jaren, zodat op het punt ‘communicatie’ extra begeleiding nodig is, aldus eiseres. Het CIZ stelt in reactie daarop dat [zoon 2] een kleinere woordenschat heeft, hij korte zinnen maakt en voldoende verstaanbaar is voor anderen, zodat niet is gebleken dat hij niet verstaanbaar is voor andere of alleen in losse woorden/gebaren kan communiceren. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor het item ‘communicatie’ onjuist is. Deze beroepsgrond faalt.
8.7
Ook kan [zoon 2] volgens eiseres niet ‘alleen thuis zijn’ en ‘zonder begeleiding naar buiten’. Ondanks dat de diagnose of verklaring ontbreekt, is de belasting een feit volgens eiseres. [zoon 2] gaat bovendien nooit alleen naar buiten, aldus eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat [zoon 2] als gevolg van ziekte of stoornis niet langer dan 30 minuten alleen thuis kan zijn en niet alleen naar buiten kan of alleen in de eigen afgesloten tuin kan spelen of alleen buiten kan zijn omdat de woonomgeving en sociale situatie zich ertoe leent en er toezicht vanuit huis mogelijk is of in het direct (en voortdurende) zicht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het standpunt van verweerder niet te volgen, zodat op grond van het Beoordelingskader terecht is geconcludeerd dat [zoon 2] niet scoort op voornoemde items.
8.8
Ten aanzien van het item ‘bezig houden, handreikingen’ stelt eiseres zich in beroep op het standpunt dat [zoon 2] volgens de coach/pedagoog constant bezig gehouden moet worden. Niet gebleken is dat in geval van [zoon 2] aan de gestelde voorwaarden, zoals neergelegd in het Beoordelingskader, is voldaan. Dit betekent dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten ziet voor het oordeel dat de door verweerder in navolging van CIZ getrokken conclusie over de zorgscore voor het item ‘bezig houden, handreikingen’ onjuist is. Deze beroepsgrond faalt.
8.9
Wel wenst de rechtbank ook ten aanzien van [zoon 2] nog op te merken dat zij niet in twijfel trekt dat hij verzorging behoeft. Dit betekent echter nog niet automatisch dat sprake is van intensieve zorg op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW. Dat eiseres dit blijkbaar anders ziet is voor de rechtbank onvoldoende om te zeggen dat het CIZ de medische situatie op het peilmoment niet goed heeft ingeschat. Daarvoor is nadere informatie of zijn medische stukken nodig op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het CIZ bij het advies van onjuiste of onvolledige informatie is uitgegaan. De rechtbank heeft hiervoor uitgelegd waarom zij van oordeel is dat de door eiseres aangevoerde beroepsgronden niet voldoende zijn om te twijfelen aan het advies van het CIZ over haar zoon [zoon 2] . Wat eiseres heeft aangevoerd leidt ook niet tot het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder met analoge toepassing van artikel 4:84 van de Awb van de vaste gedragslijn (het beoordelingskader) had moeten afwijken.
9. Het vorenstaande betekent dat verweerder het verzoek van eiseres om met ingang van het 4e kwartaal van 2019 in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag voor haar zoons, [zoon 1] en [zoon 2] , op goede gronden heeft afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.
2.Zie als voorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029.
3.Zie als voorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351.