ECLI:NL:RBDHA:2021:15934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL21.4890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielaanvraag na ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 juni 2021, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank vastgesteld in een zaak betreffende een asielaanvraag. Eiseres had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 26 augustus 2020, waarin was bepaald dat de Staatssecretaris binnen zestien weken moest beslissen. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eiseres op 24 april 2020 zijn werking heeft verloren door de eerdere uitspraak, waardoor de rechtbank niet bevoegd is om het beroep te behandelen. De rechtbank verwijst naar de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die van toepassing is op asielaanvragen en stelt dat de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn in deze situatie. Eiseres kan echter wel een vordering instellen bij de burgerlijke rechter voor de periode waarin de Tijdelijke wet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart zich onbevoegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4890
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: F. el Benaissati).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2020 (in de zaak NL20.10475). In die uitspraak staat dat verweerder binnen zestien weken moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet) in werking getreden. Op grond van artikel 1 van deze wet zijn de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 6:2, aanhef en onder b, van de Awb niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de Vreemdelingenwet.
Artikel 3 van de Tijdelijk wet bepaalt dat een uitzondering wordt gemaakt voor asielaanvragen waarvan de wettelijke beslistermijn is verstreken en waarbij verweerder vóór de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet in gebreke is gesteld.
3. Eiseres heeft verweerder op 24 april 2020 in gebreke gesteld omdat verweerder niet binnen de wettelijke beslistermijn had beslist op haar asielaanvraag. Naar aanleiding van deze ingebrekestelling heeft - zoals hiervoor vermeld - de rechtbank op 26 augustus 2020 beslist op het beroep van eiseres. Het beroep is gegrond verklaard en verweerder is opgedragen om verbeurde dwangsommen te vergoeden en een besluit te nemen de asielaanvraag.
4. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 mei 20211. In die uitspraak is bepaald dat een ingebrekestelling zijn werking verliest als de rechtbank op basis daarvan het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 24 april 2020 zijn werking heeft verloren als gevolg van de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2020.
5. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag valt dus onder de reikwijdte van artikel 1 van de Tijdelijke wet. De rechtbank kan dan ook geen oordeel geven over de vraag of verweerder op tijd op de asielaanvraag heeft beslist en dus ook niet over het verzoek om een dwangsom. Wel kan eiseres voor de periode dat de Tijdelijke wet artikel 6:2 van de Awb buiten toepassing stelt in vreemdelingenzaken, een vordering bij de burgerlijke rechter instellen (artikel 8:71 van de Awb).
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
02 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.