ECLI:NL:RBDHA:2021:15931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
NL21.2328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vreemdelingenbewaring van een eiser van Algerijnse nationaliteit. De eiser, die in beroep ging tegen de voortduren van de maatregel van bewaring, stelde dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko was. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 december 2020. Eiser voerde aan dat de Marokkaanse autoriteiten niet meewerkten aan zijn verwijdering, vooral door de coronamaatregelen die sinds maart 2020 van kracht zijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen reden was om aan te nemen dat de Marokkaanse autoriteiten niet zouden meewerken aan de verwijdering van vreemdelingen, zoals blijkt uit eerdere uitspraken en geplande presentaties. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2328
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Faber), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 december 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 januari 2021 (in de zaak NL21.762) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. Hij stelt dat verweerder al op 23 december 2019 een aanvraag om een laissez passer (lp) heeft ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten. Die hebben hierop niet gereageerd. Onlangs heeft verweerder een nieuwe lp-aanvraag ingediend. Volgens eiser zal dat ook een resultaat opleveren. Immers, de grenzen van Marokko zijn dicht en de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging in Nederland is gesloten voor presentaties in persoon. Als gevolg van de Corona-crisis werken de Marokkaanse autoriteiten sinds maart 2020 de facto niet mee aan verwijderingen. Er is ook geen sprake van een situatie waarin eiser zijn verwijdering frustreert.
5. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 1 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:687) blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten nog steeds medewerking verlenen aan de verwijdering van vreemdelingen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op verwijdering van eiser in het bijzonder ontbreekt. Dit vooral niet, omdat er op 25 februari 2021 een telefonische presentatie van eiser gepland stond bij de Marokkaanse autoriteiten. De beroepsgrond van eiser slaagt al daarom niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
01 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.