ECLI:NL:RBDHA:2021:15890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
NL21.5065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van alleenstaande minderjarige vreemdeling en onderzoek naar adequate opvang in land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande minderjarige vreemdeling, eiseres, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres een vluchtelingenstatus had in Oeganda. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar belangen als minderjarige en dat er geen adequate opvang in Oeganda was.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de actuele vluchtelingenstatus van eiseres en de opvangmogelijkheden in Oeganda. De rechtbank benadrukte dat, volgens het arrest TQ van het Hof van Justitie van de EU, bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit rekening moet worden gehouden met het belang van het kind. Dit houdt in dat er onderzocht moet worden of er adequate opvang is voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen in het land van herkomst.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit niet had mogen worden opgelegd, omdat het onderzoek naar adequate opvang niet had plaatsgevonden. Eiseres heeft rechtmatig verblijf in Nederland in afwachting van de nieuwe beslissing van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5065
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, in de verlengde procedure niet- ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen B. Habte. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van het proces- verbaal van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2004 en heeft de Eritrese nationaliteit. Zij heeft op 10 oktober 2019 een asielaanvraag gedaan. De aanvraag is bij besluit van 29 juni 2020
niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres een vluchtelingenstatus heeft in Oeganda. Het tegen deze beslissing door eiseres ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, gegrond verklaard omdat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de actuele vluchtelingenstatus van eiseres is Oeganda.1
3. Verweerder heeft vervolgens onderzoek verricht naar de actuele vluchtelingenstatus van eiseres. De Oegandese autoriteiten hebben bevestigd dat eiseres en haar moeder in Oeganda zijn erkend als
vluchteling. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Hierbij is aan eiseres ook een terugkeerbesluit opgelegd: zij kan en moet volgens verweerder terugkeren naar Oeganda, omdat ze door dat land is erkend als vluchteling en Oeganda een veilig derde land is.
4. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen als minderjarige, dat onduidelijk is naar welk land zij moet terugkeren en dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of er sprake is van adequate opvang in het land van terugkeer. Zij voert in dit verband aan dat haar moeder weliswaar nog in Oeganda verblijft, maar dat zij en haar moeder in Oeganda geen dak boven hun hoofd hebben, geen inkomen hebben en als tweederangsburgers worden behandeld en/of worden gediscrimineerd.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat uit het bestreden besluit en de andere processtukken voldoende blijkt dat verweerder Oeganda heeft aangemerkt als land van terugkeer. Dit moet ook voor eiseres duidelijk zijn geweest.
6. De rechtbank overweegt verder dat eiseres een alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv) is. Op grond van het arrest TQ2 van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) moet in alle fasen van de procedure van het uitvaardigen van een terugkeerbesluit rekening worden gehouden met het belang van het kind. Voordat een terugkeerbesluit mag worden uitgevaardigd tegen een amv, moet verweerder daarom onderzoek doen of er voor de amv adequate opvang in het land van herkomst is. Onder adequate opvang moet worden verstaan: dat de amv wordt teruggestuurd naar een familielid, een aangewezen voogd of adequate opvangfaciliteiten in het land van terugkeer. Als deze opvang niet aanwezig is, kan tegen de amv geen terugkeerbesluit worden uitgevaardigd. Verder heeft het HvJEU geoordeeld dat verweerder bij dat onderzoek geen alleen op leeftijd gebaseerd onderscheid mag maken tussen amv’s. Daarnaast mag verweerder niet een terugkeerbesluit uitvaardigen tegen een amv en vervolgens met de verwijdering wachten totdat de amv 18 jaar oud is.
7. Aangenomen moet worden dat het arrest TQ ook geldt als de amv terug moet keren naar een derde land. De bewijslast voor de aanwezigheid van adequate opvang in het land van terugkeer ligt bij verweerder; hij moet hiernaar onderzoek doen. Vast staat dat dit onderzoek in het geval van eiseres niet heeft plaatsgevonden. Dat eiseres in Oeganda een vluchtelingenstatus heeft, is onvoldoende. De rechtbank oordeelt dat
1. Uitspraak van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:7946.
2 Arrest van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9.
verweerder zich ten aanzien van landen buiten de EU niet zonder meer kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals dat in zogenoemde Dublin-zaken geldt.
8. Dat verweerder geen onderzoek heeft verricht zoals wordt bedoeld in het arrest TQ betekent dat verweerder geen terugkeerbesluit had mogen uitvaardigen. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond.
9. Omdat het terugkeerbesluit niet had mogen worden opgelegd, kan de afwijzing van de asielaanvraag ook niet in stand blijven. Uit artikel 45, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt namelijk dat de afwijzing van een asielaanvraag geldt als terugkeerbesluit. Als verweerder beslist dat de asielaanvraag niet wordt ingewilligd, dient hij een terugkeerplicht vast te stellen. Als dat niet mogelijk is omdat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is verricht, kan er dus geen besluit worden genomen als bedoeld in artikel 45 van de Vw. Ook uit het arrest TQ volgt dat het los intrekken van een terugkeerbesluit niet is toegestaan, omdat het een “gedoogconstructie” oplevert.
10. Verweerder heeft ter zitting aangegeven het geconstateerde gebrek te willen herstellen. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder binnen 12 weken een nieuwe beslissing moet nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder moet alsnog het onderzoek doen zoals bedoeld in het arrest TQ, en moet in de motivering van zijn nieuwe besluit kenbaar alle relevante feiten en omstandigheden met betrekking tot eiseres in de motivering betrekken.
11. Eiseres heeft dus weer een lopende asielaanvraag, in verband waarmee zij rechtmatig verblijf in Nederland heeft zoals wordt bedoeld in artikel 8 van de Vw. Het is daarom niet nodig om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt bij uitspraak van vandaag afgewezen.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, stelt de rechtbank die kosten vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 20 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.