ECLI:NL:RBDHA:2021:15833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Kroatië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Petkovski, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 mei 2021, die via een skypeverbinding plaatsvond, heeft eiser betoogd dat Kroatië niet kan worden beschouwd als een veilige derde staat vanwege de zogenaamde 'pushbacks' en het geweld dat hij daar heeft ervaren. Eiser verwees naar een Helpdeskrapport en eerdere uitspraken van de rechtbank die de situatie in Kroatië aan de kaak stelden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Kroatië niet langer als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om dit te bewijzen, wat hij niet heeft gedaan.
De rechtbank concludeerde dat de informatie die eiser aanvoerde niet voldoende was om te stellen dat asielzoekers die onder de Dublinverordening naar Kroatië worden overgedragen in een onveilige situatie terechtkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Kroatische autoriteiten zich hebben verbonden aan de verplichtingen van de Opvangrichtlijn, Kwalificatierichtlijn en Procedurerichtlijn, en dat eiser bij problemen kan klagen bij de Kroatische autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.