ECLI:NL:RBDHA:2021:15812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familie- of gezinsleven
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1958, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar zoon, referent, in Nederland te kunnen verblijven. Referent heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat er volgens verweerder geen sprake was van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven tussen eiseres en referent. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Verweerder stelde dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent bestond, en dat de financiële en emotionele steun die eiseres ontving van referent niet uitzonderlijk was. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zijn besluit voldoende had onderbouwd en dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank concludeerde dat het horen van eiseres en referent in de bezwaarfase niet noodzakelijk was, omdat het bezwaar niet tot een ander besluit zou leiden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 10 juni 2021. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.