ECLI:NL:RBDHA:2021:15805
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en proceskostenvergoeding in samenhangende bestuursrechtelijke zaken
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Nigeriaanse, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de Staatssecretaris was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 11 december 2020. Eiseres verzocht tevens om een voorlopige voorziening. De Staatssecretaris heeft het bestreden besluit op 20 april 2021 ingetrokken en aangeboden de proceskosten te vergoeden. Eiseres heeft daarop haar beroep en verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de procedures van eiseres en de voorlopige voorziening samenhangend zijn, omdat ze gelijktijdig zijn opgestart en de gronden van het beroep ook de gronden van het verzoek omvatten. Hierdoor was er geen sprake van verschillende proceshandelingen, en werd er slechts één punt toegekend voor de proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534, dat de Staatssecretaris aan eiseres moet betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.