ECLI:NL:RBDHA:2021:15789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
NL 21.917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens onvoldoende bewijs van reëel risico op onmenselijke behandeling en doodstraf bij terugkeer naar Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiser. De eiser had op 31 december 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 5 januari 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een zitting op 6 mei 2021, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De eiser stelde dat hij in Gambia werd gezocht vanwege de dood van zijn kind, wat hij had gepleegd toen hij nog minderjarig was. Hij vreesde bij terugkeer naar Gambia een reëel risico op onmenselijke behandeling en de doodstraf.

De rechtbank overwoog dat het aan de eiser was om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico liep op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon worden aangemerkt als verdragsvluchteling en dat de omstandigheden in de Gambiaanse gevangenissen niet zodanig waren dat deze in strijd waren met het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de informatie die de eiser had over de detentieomstandigheden summier en algemeen was, en dat er geen geloofwaardige gevallen van mishandeling waren gerapporteerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.917
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van 31 december 2019 van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.918, plaatsgevonden op 6 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Malik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij van Gambiaanse nationaliteit is en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1997.
Asielrelaas
2. Eiser heeft verklaard dat hij Gambia is ontvlucht, omdat hij wordt gezocht in verband met de dood op zijn kind. Eiser woonde bij zijn oom en diens kinderen. Een nichtje is zwanger geworden van eiser. Eiser heeft de baby een paar dagen na de geboorte gedood. Hij is hierbij gezien door de buurvrouw.
Bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eiser woonde bij zijn oom en heeft bij zijn nichtje een kind verwekt. Als gevolg hiervan heeft hij problemen gekregen met zijn oom.
3. Eiser heeft zijn kind kort na de geboorte gedood en wordt als gevolg daarvan gezocht.
4. Verweerder heeft de relevante elementen van het asielrelaas als geloofwaardig beoordeeld. Verweerder vindt echter dat eiser niet kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer naar Gambia geen reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Beroepsgronden
5. Eiser heeft ter zitting erkend dat hij niet kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser wijst in dit kader op de slechte omstandigheden in de Gambiaanse gevangenissen en stelt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat deze situatie daadwerkelijk is verbeterd. Uit het rapport van de US State Department dat ziet op 2019 (USD-rapport 2019)1 en berichten van Amnesty International2 blijkt dat de voorzieningen in de gevangenissen verbeterd zijn, maar nog steeds inadequaat zijn. Overbevolking en het bestaan van onvoldoende medische voorzieningen moeten in het licht van de coronapandemie extra zwaar meegewogen worden. Ook vreest eiser dat hem de doodstraf kan worden opgelegd. Hij wijst er in dit verband op dat in 2018 aan drie personen in Gambia de doodstraf opgelegd. Hieruit blijkt volgens eiser dat niet alle doodvonnissen zijn omgezet in gevangenisstraffen.
Doodstraf
6. De rechtbank stelt voorop dat het naar vaste jurisprudentie aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, waarbij het onvoldoende is dat het gaat om een niet uit te sluiten risico.3 Verweerder mocht het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk vinden dat eiser de doodstraf zal worden opgelegd. Hierbij acht de rechtbank het relevant dat eiser het strafbare feit nog als minderjarige heeft gepleegd. Uit artikel 218 van de Childrens Act volgt dat voor misdrijven gepleegd door minderjarigen de doodstraf niet kan worden opgelegd. Ook blijkt uit verschillende bronnen dat de doodstraf in Gambia in principe niet meer ten uitvoer wordt gelegd en wordt omgezet naar een andere straf.4 Uit het feit dat in 2018 aan drie personen de doodstraf is opgelegd, volgt niet dat eiser zelf een reëel risico loopt om de doodstraf te
1. Country Reports on Human Rights Practices: The Gambia’ .
2 ‘ Gambia: Key human rights concerns highlighted in a meeting with President Barrow’ en ‘Proposed human rights priorities to the Gambian governement’ https://www.amnesty.org/download/Documents/AFR2702272019ENGLISH.pdf.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 13 december 2017 ECLI:NL:RVS:2017:3457. 4 ‘Op-ed: New 10-year low in global executions, but progress marred by spikes in a few countries’ Op-ed: New 10-year low in global executions, but progress marred by spikes in a few countries |
Amnesty International en ‘GAMBIA: 22 death sentences commuted to life imprisonment, a welcome step towards abolition’ https://www.amnesty.org/en/latest/news/2019/05/gambia-death-sentences- commuted-to-life-imprisonment/
krijgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Detentieomstandigheden
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft
gesteld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de omstandigheden in de gevangenissen in Gambia in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. De overgelegde informatie is erg summier en in algemene bewoordingen opgesteld. De omstandigheden in de gevangenissen worden als inadequaat omschreven. Hieruit volgt echter niet dat er sprake is van een situatie in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank acht hierbij relevant dat er, zoals volgt uit het USD-rapport 2019, stappen naar verbetering zijn gezet. Uit het USD-rapport 2019 blijkt ook dat er geen geloofwaardige gevallen van mishandeling in de rapportageperiode bekend zijn. Het USD-rapport 2020 schetst geen wezenlijk ander beeld.5 Wat betreft de coronapandemie acht de rechtbank relevant dat de Gambiaanse autoriteiten maatregelen nemen om gedetineerden beter te beschermen tegen het coronavirus en overbevolking tegen te gaan.6
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
5‘2020 Country Reports on Human Rights Practices: The Gambia’
https://www.state.gov/reports/2020-country-reports-on-human-rights-practices/gambia/
6 ‘UNDP & GCCI hand over 200-bed capacity newly built dormitories at Jeshwang detention center | UNDP in Gambia’
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
20 mei 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.