ECLI:NL:RBDHA:2021:15766
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel in het licht van de coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser met de Egyptische nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2021, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, gezien de coronamaatregelen die het reizen naar Egypte bemoeilijken.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de huidige omstandigheden, waaronder de weigering van eiser om een PCR-test te ondergaan, niet voldoende zijn om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bezit is van een verlopen paspoort van eiser en dat er een vlucht is aangevraagd. Eiser is verplicht om zijn medewerking te verlenen aan zijn vertrek uit Nederland, en de rechtbank oordeelt dat de langere duur van de bewaring voor rekening en risico van eiser komt. De beroepsgrond van eiser wordt verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 mei 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.