ECLI:NL:RBDHA:2021:15765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
NL21.6790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in het kader van Dublinclaim

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in het kader van de Dublinverordening is opgelegd. De maatregel van bewaring is opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 mei 2021, omdat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht naar Duitsland en er een significant risico is dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 10 mei 2021 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor de maatregel van bewaring, en dat de eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel voldoende is gemotiveerd, met name omdat uit Eurodac blijkt dat de eiser eerder in andere lidstaten, waaronder Duitsland, een asielaanvraag heeft gedaan. Dit levert een concreet aanknopingspunt op voor de overdracht.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 mei 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.6790
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M. Cheiboukh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt ter zitting dat hij op [geboortedatum 1] 2000 in Libië is geboren. Volgens de gegevens in het dossier van eiser is hij geboren op [geboortedatum 2] 1990 en is zijn nationaliteit niet bekend.
De bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er voldoende gronden zijn om de maatregel te kunnen dragen.
Zicht op overdracht
4. Eiser voert aan dat in de maatregel van bewaring onvoldoende is toegelicht dat er zicht is op overdracht. Dat een concreet aanknopingspunt bestaat voor overdracht, wordt niet genoemd. Dat maakt de maatregel onrechtmatig, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt. In de maatregel van bewaring staat onder het kopje ‘Dublin claim’ vermeld dat uit Eurodac is gebleken dat eiser in drie andere lidstaten, waaronder Duitsland, eerder een asielaanvraag heeft gedaan. Dat de gegevens van eiser in Eurodac voorkomen, levert al een concreet aanknopingspunt op voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening.3 In de maatregel staat ook vermeld dat op basis van de beschikbare stukken kon worden vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Onder kopje ‘Landeninformatie; KOMPOL’ heeft verweerder nog toegelicht dat er voor Duitsland geen vertrekmoratorium geldt en dat zelfstandige en gedwongen terugkeer mogelijk is. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder het zicht op overdracht voldoende heeft gemotiveerd in de maatregel. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Volgens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2047.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 mei 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.