Overwegingen
1. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft een visum aangevraagd voor verblijf bij referent.
2. Verweerder heeft met het primaire besluit het aangevraagde visum geweigerd op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en sub a onder ii, iii en sub b, van de Visumcode.Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond, dat eiseres niet over voldoende middelen van bestaan beschikt, en dat eiseres haar voornemen om tijdig terug te keren naar het land van herkomst onvoldoende heeft aangetoond.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de weigering van het visum kennelijk ongegrond verklaard, omdat zij wordt beschouwd als een bedreiging voor de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode, vanwege de uitbraak van het coronavirus. Hij geeft hiermee toepassing aan artikel 32, eerste lid, aanhef en sub a, onder vi, van de Visumcode. Verweerder heeft deze grondslag gebruikt omdat de Nederlandse overheid verschillende maatregelen heeft genomen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Zo heeft de Nederlandse overheid besloten vanaf 19 maart 2020 de grenzen te sluiten voor burgers van buiten de Europese Unie. Daarnaast zijn ook andere maatregelen genomen ter bescherming van de volksgezondheid. Verweerder is in het bestreden besluit voorbij gegaan aan de weigeringsgronden die in het primaire besluit zijn gebruikt en de bezwaargronden die daartegen zijn aangevoerd.
4. Eiseres voert aan dat verweerder artikel 32, eerste lid, sub a onder vi, van de Visumcode ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Eiseres is van mening dat verweerder in haar individuele geval had moeten beoordelen of zij een gevaar was voor de volksgezondheid. Eiseres was namelijk bereid om coronatest te ondergaan of veertien dagen in quarantaine te gaan na aankomst in Nederland. Verder kon verweerder toen hij het bestreden besluit nam niet weten dat de entry ban voor burgers buiten de Europese Unie zou worden verlengd tot 1 juli 2020. Het leek er juist op dat de coronamaatregelen zouden worden versoepeld. Dit blijkt uit een aantal stukken die eiseres heeft overgelegd. Daarnaast had verweerder in het bestreden besluit inhoudelijk in moeten gaan op de bezwaargronden van eiseres. Verweerder kan volgens eiseres niet zomaar een andere afwijzingsgrond gebruiken in de beslissing op bezwaar. Tot slot voert eiseres aan dat de hoorplicht is geschonden.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de visumaanvraag heeft mogen afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6. Bij haar beoordeling neemt de rechtbank als uitgangspunt dat zij het besluit van verweerder slechts terughoudend kan toetsen. Dat wil zeggen dat de rechtbank niet kan en mag toetsen of zij zelf wel of geen visum aan eiseres zou verstrekken. De rechtbank kan en mag alleen maar toetsen of datgene wat verweerder heeft besloten redelijkerwijs te volgen is.
7. In haar uitspraak van 19 januari 2021heeft de rechtbank uitgelegd hoe zij moet beoordelen of eiseres een individueel gevaar vormt voor de volksgezondheid. De rechtbank maakt die beoordeling op basis van alle elementen, die de situatie van eiseres kenmerken. De beoordeling gaat echter niet zo ver dat verweerder absolute zekerheid moet hebben dat eiseres persoonlijk de volksgezondheid in gevaar brengt voordat haar visum geweigerd kan worden op grond van artikel 32, eerste lid, sub a onder vi, van de Visumcode. In dezelfde uitspraak heeft de rechtbank toegelicht dat deze wijze van beoordelen in lijn is met het arrest Fahimianen de conclusie van de Advocaat-Generaal Pikamäe (AG) voor het arrest R.N.N.S. en K.A.
8. Eén van de uitgangspunten bij de bescherming van de volksgezondheid sinds de uitbraak van het coronavirus is het beperken van de reisbewegingen. Om dit te realiseren heeft de Europese Commissie op 19 maart 2020 een inreisverbod opgelegd voor reizigers van buiten de Europese Unie, met als gevolg dat zij het Schengengebied niet konden inreizen. Verweerder weigert sindsdien een visum voor kort verblijf op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en sub a onder vi, van de Visumcode, tenzij een derdelander onder de uitzonderingen van het inreisverbod valt.
9. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eiseres niet kan worden aangemerkt als een reiziger met een essentiële functie of een reiziger aan wiens aanwezigheid een wezenlijk belang wordt gehecht. Eiseres heeft dit niet betwist. Daarmee staat vast dat eiseres niet onder de uitzonderingen van het inreisverbod valt. In navolging van haar eerdere uitspraak van 19 maart 2021 is de rechtbank van oordeel dat de beoordeling die verweerder heeft gemaakt voldoende individueel is. De reden daarvoor is de aard van het coronavirus, het besmettingsgevaar en de op dat moment getroffen maatregelen. Dat eiseres bereid was om een coronatest te ondergaan of in Nederland in quarantaine te gaan, doet niet ter zake. Voldoende is dat zij, net als andere reizigers, een risico vormt voor verspreiding van het coronavirus, bijvoorbeeld door bij te dragen aan ongewenste situaties van drukte. Verweerder heeft de weigering van het visum gebaseerd op alle elementen die eiseres haar situatie kenmerken en de aanwijzingen waarover hij beschikte, te weten de coronapandemie, de getroffen nationale en Europese maatregelen om de volksgezondheid te beschermen, het Europese inreisverbod om reisbewegingen te verminderen, de uitzonderingen op het inreisverbod en de omstandigheid dat eiser niet onder die uitzonderingen valt.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet onrechtmatig heeft gehandeld door in het bestreden besluit een andere grondslag te gebruiken voor de weigering van het visum, dan de grondslag opgenomen in het primaire besluit. Op grond van artikel 7.11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vindt in de bezwaarprocedure een heroverweging plaats van het primaire besluit. Dit is een volledige heroverweging waarbij verweerder niet gebonden is aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Dit betekent dat verweerder aan het bestreden besluit een andere, nieuwe juridische weigeringsgrond ten grondslag heeft kunnen leggen dan aan het primaire besluit. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 september 2017.
11. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat er geen aanleiding bestond om te wachten met het nemen van het bestreden besluit. Toen verweerder het bestreden besluit nam was het namelijk onduidelijk of, wanneer en eventueel voor hoe lang de coronamaatregelen verlengd zouden worden en voor welke landen de grenzen weer opengesteld zouden worden.
De stukken van eiseres waaruit blijkt dat vanaf 1 juli 2020 de reisbeperkingen voor inwoners uit Marokko worden versoepelend, dateren van na het bestreden besluit. De rechtbank moet zaken als deze ex-tunc toetsen en kan deze stukken daarom niet bij haar beoordeling betrekken. De omstandigheid dat verweerder er ook voor had kunnen kiezen om de beslistermijn op te schorten, doet niet af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
12. Ten aanzien van het horen wijst de rechtbank erop dat op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van horen kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Daarvan is sprake als er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Die situatie doet zich in het geval van eiseres voor. Er is sprake van het toepassen van de dwingende weigeringsgrond van artikel 32, eerste lid, aanhef en sub a onder vi, van de Visumcode. Verweerder beschikte over alle relevante feiten om die weigeringsgrond toe te passen. Er was sprake van een gevaar voor de volksgezondheid zoals bedoeld in artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode en er was een Europees inreisverbod als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Uit de aanvraag voor het visum bleek verder duidelijk dat eiseres geen reiziger met een essentiële functie was en dat er evenmin zwaarwegende redenen waren voor haar om in te reizen in de zin van de uitzonderingen op het Europese inreisverbod. Een feitelijke toelichting door eiseres tijdens een gehoor zou gelet op de gegevens in het visumdossier dan ook niet tot een andersluidend besluit hebben geleid. De beroepsgrond slaagt niet
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
.