ECLI:NL:RBDHA:2021:15755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/6779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgeleid verblijfsrecht voor grootmoeder op basis van afhankelijkheidsverhouding met kleinkinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een grootmoeder, eiseres, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres, geboren in 1947 en van Surinaamse nationaliteit, verzocht om een document dat haar een afgeleid verblijfsrecht zou verlenen op basis van de afhankelijkheidsverhouding met haar kleinkinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat er een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestond dat haar kleinkinderen gedwongen zouden worden om de Europese Unie te verlaten als aan haar geen verblijfsrecht werd verleend.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder een onderzoek had moeten instellen naar de afhankelijkheidsverhouding. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om de aanvraag te onderbouwen en dat verweerder niet gehouden was tot nader onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde stukken, waaronder een psychologisch rapport, onvoldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een noodzakelijke afhankelijkheidsverhouding. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat haar kleinkinderen gedwongen zouden worden om de EU te verlaten als aan haar geen verblijfsrecht werd verleend.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder in het gelijk gesteld. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag voor verblijf op basis van artikel 8 van het EVRM in te dienen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1947, van Surinaamse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Martis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 28 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op 9 april 2021 op een hybride zitting. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen via Skype. Ook [A] , de dochter van eiseres, is via Skype verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1947 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiseres heeft verzocht om een document waaruit blijkt dat zij een van haar kleinkinderen afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 20 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en het arrest ChavezVilchez [1] . De kleinkinderen van eiseres zijn 5 en 2 jaar oud en hebben de Nederlandse nationaliteit.

Wat heeft verweerder beslist?

2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat tussen haar en haar kleinkinderen een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat haar kleinkinderen gedwongen zouden zijn om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, als eiseres geen verblijfsrecht krijgt.
Onderzoek naar de afhankelijkheidsverhouding?
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder zelf een onderzoek had moeten instellen naar de afhankelijkheidsverhouding tussen haar en haar kleinkinderen. De overgelegde stukken hebben daartoe aanleiding gegeven. Door dit na te laten, heeft verweerder gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder had het belang van het kind voorop moeten stellen.
4. De rechtbank overweegt dat het aan de aanvrager van een verblijfsdocument is om de aanvraag te onderbouwen. Ook uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat het in eerste instantie aan eiseres is om met stukken te onderbouwen dat er sprake is van een afhankelijkheidsverhouding en dat er vervolgens eventueel een nadere onderzoeksplicht op verweerder rust. Op basis van de in eerste instantie door eiseres overgelegde stukken kan worden geconcludeerd of verweerder gehouden is tot nader onderzoek. De rechtbank is op basis van de in deze situatie ingebrachte stukken van oordeel dat verweerder niet gehouden was tot nader onderzoek naar de afhankelijkheidsverhouding en overweegt daartoe als volgt. Eiseres heeft in bezwaar onder andere het Psychological report van mevrouw [B] van 28 februari 2020 ingebracht. Dit rapport heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om de afhankelijkheidsverhouding nader te onderzoeken. De algemene stelling die uit het rapport volgt, dat een scheiding tussen eiseres en haar kleinkinderen een negatieve impact zal hebben op de kleinkinderen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Verder heeft eiseres geen specifieke informatie ingebracht, die tot nader onderzoek diende te leiden. De omstandigheid dat eiseres het gezag over de kleinkinderen heeft gekregen brengt niet mee dat verweerder een nadere onderzoekspicht heeft. Verweerder was daarom niet gehouden om nader onderzoek te verrichten naar de afhankelijkheidsverhouding tussen eiseres en haar kleinkinderen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder mogen concluderen dat geen sprake is van een afhankelijkheidsverhouding tussen eiseres en haar kleinkinderen?
5. Eiseres heeft aangevoerd dat er wel sprake is van een afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. Dat de gevolgen voor haar kleinkinderen heel groot en ingrijpend zouden zijn als eiseres geen verblijfsrecht krijgt, volgt uit het Psychological report van 28 februari 2020. Verweerder heeft ten onrechte geen waarde gehecht aan dit rapport. Deze bevindingen worden bevestigd in het in beroep overgelegde rapport van een gezondheidszorgpsycholoog van Invivo Kids van 9 december 2020. Daarnaast heeft eiseres in beroep whatsapp-gesprekken tussen haar en haar dochter overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres de primaire zorg over de kleinkinderen heeft omdat haar dochter veel weg is in verband met haar werk en stage. Verweerder heeft verder onvoldoende betrokken dat eiseres samen met haar dochter het gezag heeft over de kleinkinderen en dat eiseres altijd bij haar dochter en kleinkinderen in huis heeft gewoond. Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiseres financieel bijdraagt aan het gezin.
6. De rechtbank overweegt dat uit het beleid van verweerder [2] en uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in vreemdelingenzaken [3] volgt dat het criterium om tussen een familielid – dat derdelander is – en een kind – dat Unieburger is – een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez aan te nemen strikt is. De vreemdeling moet aannemelijk maken dat het kind gedwongen zou worden om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten als aan het familielid een verblijfsrecht wordt geweigerd. [4]
7. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken en foto’s volgt dat eiseres zorg- en opvoedingstaken verricht en dat zij een affectieve relatie heeft met haar kleinkinderen. Dat volgt ook uit het Psychological report en het in beroep overgelegde rapport van Invivo Kids ondersteunt dit. De dochter van eiseres heeft verklaard dat zij afhankelijk is van haar moeder voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van haar kinderen in verband met haar werk. Verweerder heeft zich in dat kader echter terecht op het standpunt gesteld dat dit het gevolg is van de keuze die eiseres en haar dochter hebben gemaakt en dat het niet noodzakelijk is dat eiseres voor haar kleinkinderen zorgt omdat haar dochter daar niet toe in staat zou zijn. Dat het voor de kleinkinderen gevolgen zal hebben als aan eiseres geen verblijfsrecht wordt toegekend en dat dit een ingrijpende beslissing is voor het gezin, volgt de rechtbank. Eiseres heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar kleinkinderen zullen worden gedwongen de Europese Unie te verlaten als aan haar geen verblijfsrecht wordt toegekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en haar kleinkinderen sprake is van een afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest ChavezVilchez.
8. Ter zitting heeft de rechtbank eiseres ter kennisgeving nog gewezen op de mogelijkheid om een aanvraag voor verblijf bij haar kleinkinderen op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in te dienen.

Wat is de conclusie?

9. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Arrest van 10 mei 2017 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie de uitspraak van 16 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:790.