ECLI:NL:RBDHA:2021:15748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
NL21.5966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een schrijfster uit Marokko, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst werd aangemerkt. Eiseres stelde dat zij naar Nederland was gekomen om haar in Nederland wonende kinderen te zien en dat de sociale situatie in Marokko niet geschikt was voor haar en haar kinderen. Ze vreesde problemen bij de publicatie van haar boek in Marokko en stelde dat er in haar thuisland veel wordt gestolen, wat haar en haar kinderen in gevaar zou kunnen brengen.

De rechtbank heeft het asielrelaas van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de relevante elementen van haar verhaal niet voldoende waren om aan te tonen dat Marokko niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in vrijheid kon schrijven of dat zij problemen zou ondervinden door haar schrijfwerk. Bovendien werd erkend dat er sprake was van gezinsleven tussen eiseres en haar kinderen, maar de rechtbank concludeerde dat de kinderen naar Marokko konden terugkeren, aangezien zij daar eerder hadden gewoond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de vreemdeling om aan te tonen dat het land van herkomst niet veilig is en dat de autoriteiten daar geen bescherming kunnen bieden. De rechtbank heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres laten uitvallen, wat resulteerde in de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5966
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.5967, plaatsgevonden op 10 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij naar Nederland is gekomen om haar in Nederland wonende kinderen te zien. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat de sociale situatie en de maatschappij in Marokko niet bij haar en haar kinderen passen. Eiseres is schrijfster en heeft een boek geschreven. Zij verwacht problemen als zij dit boek uitgeeft. Ten slotte heeft eiseres verklaard dat er in Marokko veel wordt gestolen, zoals het speelgoed van haar kinderen en dat het vragen van bescherming hiervoor zinloos is.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. De sociale situatie in Marokko.
3. Verweerder heeft het relevante element, genoemd onder 2.a., geloofwaardig geacht, behoudens de geboortedatum van eiseres. Het relevante element, genoemd onder 2.b., heeft verweerder geloofwaardig geacht. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat
Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onder de voor Marokko geldende uitzonderingcategorie valt. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Marokko ten aanzien van haar zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat voor haar bij voorkomende problemen niet de mogelijkheid bestaat de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen, zodat Marokko in haar geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. De rechtbank stelt vast dat het relevante element, genoemd onder 2.a., tussen partijen geen punt van geschil is. Het geschil beperkt zich daarom tot het relevante element, genoemd onder 2.b.
5. Over de beroepsgrond dat eiseres in Marokko niet vrijelijk de mogelijkheid wordt geboden haar boek uit te geven, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft Marokko aangemerkt als veilig land van herkomst. Het door eiseres gedane beroep op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 7 april 20211, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, de ABRvS heeft overwogen dat het aan de vreemdeling is om gemotiveerd uit te leggen waarom de staatssecretaris ten onrechte bij de herbeoordeling van de situatie in
hun land van herkomst heeft geconcludeerd dat dat land nog steeds
een veilig land van herkomst is2. De enkele verwijzing van eiseres naar deze uitspraak is daarom onvoldoende om de herbeoordeling3 van Marokko als veilig land van herkomst succesvol te weerspreken. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder Marokko in de besluitvorming terecht als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is dan aan eiseres om aannemelijk te maken
dat Marokko voor haar geen veilig land is en dat de autoriteiten van Marokko haar geen bescherming kunnen of willen bieden. Hierin is eiseres niet geslaagd. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in vrijheid kan schrijven, dan wel dat zij vanwege haar schrijfwerk problemen ondervindt of zal ondervinden. Tevens heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres, als er zich problemen voordoen, zich voor hulp en/of bescherming tot de Marokkaanse autoriteiten kan wenden. De beroepsgrond slaagt niet. De aanvraag is, gelet op het voorgaande, terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het in de rede had gelegen dat verweerder tot toelating was overgegaan, omdat de kinderen van eiseres in Nederland verblijven. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen eiseres en haar drie minderjarige kinderen en dat sprake is van inmenging in dat recht door eiseres geen verblijfsvergunning te verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat niet valt in te zien dat de kinderen eiseres niet kunnen volgen naar Marokko. Immers, zij hebben daar de eerste jaren van hun leven ook verbleven en hebben daardoor banden met Marokko.
2 rechtsoverweging 1.4 van die uitspraak
3 Brief van verweerder van 30 september 2020, Kamerstukken II 19 637 2019-2020, nr. 2664
Daarnaast heeft verweerder, gelet op alle feiten en omstandigheden, de belangenafweging in het nadeel van eiseres kunnen laten uitvallen. Voor het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 EVRM heeft verweerder daarom geen aanleiding hoeven zien. Evenmin heeft verweerder in wat eiseres heeft aangevoerd schrijnende reden hoeven zien om haar ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen op humanitaire gronden. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. C. Karman K.S. Smits
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.