ECLI:NL:RBDHA:2021:15733
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met interstatelijk vertrouwensbeginsel naar Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 4 mei 2021 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft de bezwaren van eiser tegen de overdracht aan Italië naar voren gebracht. Eiser stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn bezwaren en dat hij bij terugkeer naar Italië het risico liep geen toegang te hebben tot opvang en medische zorg. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de verantwoordelijkheden van Italië, zoals bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet zodanig bijzonder waren dat verweerder de asielaanvraag in behandeling had moeten nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.