ECLI:NL:RBDHA:2021:15731
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.E. Verkouter, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 mei 2021 heeft de rechtbank de zaak in het Engels behandeld, met instemming van alle partijen, ondanks dat de tolk niet aanwezig was. Eiser heeft verklaard dat hij de zitting kon volgen en adequaat kon reageren op vragen.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris in zijn besluit terecht heeft gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Italië zal worden blootgesteld aan een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten fictief hebben ingestemd met de verantwoordelijkheid en dat er geen structurele gebreken zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in een situatie van verregaande materiële deprivatie zal terechtkomen bij terugkeer naar Italië.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig is gemotiveerd en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.