ECLI:NL:RBDHA:2021:15723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21.299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 1 maart 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiser op 22 maart 2021 gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde tot de vraag of eiser nog een rechtens te beschermen belang had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat, gezien het vertrek van eiser zonder kennisgeving aan de staatssecretaris, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. De rechtbank kon niet afleiden dat eiser nog contact had met zijn gemachtigde, wat zou impliceren dat hij nog steeds prijs stelde op de bescherming. Daarom concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen rechtens te beschermen belang meer had en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2990
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.J. Portegies), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft op 1 maart 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met instemming van beide partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997.
2. Op 22 maart 2021 heeft de rechtbank van de gemachtigde van eiser het bericht ontvangen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde heeft hierbij aangegeven dat hij het beroep niet kan intrekken omdat hij hiervoor toestemming van eiser nodig heeft.
3. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser een rechtens te beschermen belang heeft hij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 22 februari 20191 volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in
1. ABRvS 22 februari 2019 ECLI:NL:RVS:2019:579.
Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat de gemachtigde met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank kan uit het bericht van de gemachtigde van eiser niet afleiden dat hij contact met eiser heeft gehad en dat eiser (dus) nog prijs stelt op de gevraagde bescherming. Ook uit andere omstandigheden in deze zaak is dat niet af te leiden. De rechtbank stelt daarom vast dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van der Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
28 april 2021
en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
Mr. J.G. Nicholson L. van der Ruizendaal - van der
Rechter Veen
Rechtbank Midden-Nederland Griffier
Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.