ECLI:NL:RBDHA:2021:15723
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had op 1 maart 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiser op 22 maart 2021 gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde tot de vraag of eiser nog een rechtens te beschermen belang had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelde dat, gezien het vertrek van eiser zonder kennisgeving aan de staatssecretaris, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. De rechtbank kon niet afleiden dat eiser nog contact had met zijn gemachtigde, wat zou impliceren dat hij nog steeds prijs stelde op de bescherming. Daarom concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen rechtens te beschermen belang meer had en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.