ECLI:NL:RBDHA:2021:15717
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 april 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, van Oekraïense nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Tevens werd verzoekster een vertrektermijn onthouden, wat betekent dat zij Nederland onmiddellijk diende te verlaten, en werd er een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 26 april 2021 in Amersfoort, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A.M.I. Eleveld, en een tolk, Y.I. Kushneryk. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL21.3920, besproken.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits, en werd op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.