ECLI:NL:RBDHA:2021:15645
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische adviezen en de beoordeling van de reisbaarheid van de eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Rwandese man geboren in 1987, had verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij leed aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 18 juni 2020 door het Bureau Medische Advisering (BMA) is beoordeeld, dat heeft geconcludeerd dat eiser in staat is om te reizen, mits hij zijn medicatie meeneemt en een schriftelijke overdracht van zijn medische gegevens heeft. Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de afwijzing onzorgvuldig was en niet voldeed aan het motiveringsbeginsel. Hij stelde dat zijn gezondheidssituatie niet goed was beoordeeld en dat er een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM bestond bij uitzetting naar Rwanda.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het BMA-advies op een objectieve en inzichtelijke wijze was opgesteld. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd die de juistheid van het BMA-advies in twijfel trok. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van het advies en dat de afwijzing van de aanvraag om uitstel van vertrek rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eiser de mogelijkheid heeft om een nieuwe aanvraag in te dienen als zijn gezondheidssituatie wijzigt.