ECLI:NL:RBDHA:2021:15608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
NL21.3348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar heeft ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken, wat de vraag oproept of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.

De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak blijkt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Eiser heeft geen informatie verstrekt over zijn verblijfplaats en heeft ook geen uitleg gegeven over zijn afwezigheid op de zitting. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Locatie Amersfoort
Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3348
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Pals), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.3349, plaatsgevonden op 23 maart 2021. De gemachtigde van eiser heeft laten weten dat eiser en zij niet bij de zitting aanwezig zullen zijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Italiaanse autoriteiten hebben (fictief) ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder heeft ter zitting laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken per 3 maart 2021. Verweerder heeft dat bevestigd met het schrijven van 23 maart 2021 en de bijbehorende bijlage waaruit volgt dat eiser per 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft met een bericht van 21 maart 2021 laten weten dat na overleg met eiser is besloten niet ter zitting te verschijnen omdat het
dossier compleet is en niets nog aanvullend ter zitting naar voren kan worden gebracht dan reeds is gebeurd.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) blijkt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op het verzoek. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.1
4. Eiser is met onbekende bestemming vertrokken en hij heeft er voor gekozen om niet op zitting te verschijnen om hierover uitleg te geven. De gemachtigde van eiser heeft in haar afzegging voor de zitting ook geen uitleg gegeven aan de omstandigheid dat hij is vertrokken. Niet duidelijk is waar hij op dit moment verblijft en of hij nog in Nederland verblijft. Door verweerder en de rechtbank niet van zijn verblijf op de hoogte te stellen, moet er van uit worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming. Uit de brief van de gemachtigde kan worden opgemaakt dat er nog contact is, maar niet blijkt waar dat contact verder uit bestaat en of de gemachtigde met hem gesproken heeft over de verdere voortgang van de procedure. Nu de brief van de gemachtigde hier verder geen informatie over bevat, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen procesbelang is voor deze zaak.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
31 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. B. Fijnheer T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.