ECLI:NL:RBDHA:2021:15608
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar heeft ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 maart 2021 met onbekende bestemming is vertrokken, wat de vraag oproept of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak blijkt dat als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Eiser heeft geen informatie verstrekt over zijn verblijfplaats en heeft ook geen uitleg gegeven over zijn afwezigheid op de zitting. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.