ECLI:NL:RBDHA:2021:15581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/7556 en AWB 20/7557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning op basis van schijnrelatie en onjuiste gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser van Egyptische nationaliteit. De eiser had een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd, die was verleend voor verblijf bij een familielid. Deze vergunning werd door de Staatsecretaris ingetrokken op basis van het standpunt dat eiser onjuiste gegevens had verstrekt en dat er sprake was van een schijnrelatie met de referente. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de verblijfsvergunning was gebaseerd op een onderzoek van de vreemdelingenpolitie, waaruit bleek dat de relatie tussen eiser en de referente niet duurzaam en exclusief was. De rechtbank oordeelde dat de Staatsecretaris voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser geen echte relatie had met de referente, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank concludeerde dat de Staatsecretaris terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van een duurzame relatie en dat de intrekking van de verblijfsvergunning gerechtvaardigd was. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om de tegenwerpingen van de Staatsecretaris te weerleggen, en zijn beroep op rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel werd verworpen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/7556 en AWB 20/7557
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 11 maart 2021 in de zaak tussen
[eiser/verzoeker] ,geboren [1979] , van Egyptische nationaliteit
,eiser/verzoeker,
V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [A] ’ van eiser/verzoeker (eiser) met ingang van 20 maart 2018 ingetrokken. Verder is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar.
Bij besluit van 7 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer M.D.M. Merty. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank/de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank/de voorzieningenrechter (de rechtbank)geeft hiervoor de volgende motivering.
Inleiding
2. Verweerder heeft de intrekking van de verblijfsvergunning gebaseerd op het standpunt dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt. De vreemdelingenpolitie heeft onderzoek gedaan naar de gestelde relatie en samenwoning van eiser met mevrouw [A] (referente). Op basis van het resultaat van dat onderzoek, het digitaal onderzoek verricht in open bronnen op het internet (Rapportage Digitaal Onderzoek, IRN) en de afgelegde verklaringen door eiser en referente, neemt verweerder aan dat sprake is van een schijnrelatie. Verweerder heeft daarom de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder ook beslist dat eiser Nederland en de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Deze beslissingen worden door de rechtbank niet apart beoordeeld, omdat eiser daartegen geen beroepsgronden heeft aangevoerd.
Standpunt van eiser
4. Eiser heeft het bestreden besluit betwist. Volgens hem heeft verweerder niet deugdelijk onderbouwd dat sprake zou zijn van een schijnrelatie. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser nog steeds een relatie heeft met zijn ex-vrouw ( [B] ) in plaats van met referente. De bevindingen van verweerder in het IRN-rapport zijn door eiser gemotiveerd betwist. Verder heeft eiser uitgelegd dat zijn ex-vrouw, door berichten op [Website] te plaatsen, de indruk wil wekken dat zij en eiser nog een relatie hebben. Het is voor eiser lastig om zich hiertegen te verweren. Nu eiser nooit onjuiste gegevens heeft verstrekt, mocht hij erop vertrouwen dat aan hem een vergunning verleend zou worden. Eiser doet in dit verband een beroep op het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Tot slot stelt eiser dat de intrekking van de verblijfsvergunning in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [1]
Oordeel van de rechtbank
5. De intrekking van een verblijfsvergunning is een belastende beschikking. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiser geen duurzame en exclusieve heeft met referente. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin is geslaagd en acht hierbij het volgende van belang.
Ten aanzien van de duurzame en exclusieve relatie
6. Bij de huisbezoeken door de vreemdelingenpolitie hebben meerdere buren verklaard dat referente alleen woont en dat zij geen relatie heeft. Daarnaast heeft de dochter van referente verklaard dat zij alleen met haar moeder woont. Deze verklaringen vormen een sterke aanwijzing dat eiser geen duurzame relatie heeft met referente en dat hij feitelijk niet met haar heeft samengewoond. Dat de buren eiser mogelijk nog nooit hebben gezien, omdat hij veel werkte in de horeca, acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit Suwinet is namelijk gebleken dat eiser destijds maar 46 uur per maand werkte.
7. Ter zitting heeft eiser nog verklaard dat de buren en de dochter van referente nog nadere getuigenverklaringen hebben afgelegd. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen niet zijn ingebracht in de procedure. Bovendien is het vaste rechtspraak [2] dat je mensen mag houden aan de verklaringen die bij de politie zijn afgelegd. Daarnaast zijn de verklaringen neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal en de rechtbank gaat ook daarom uit van de juistheid daarvan.
8. Dat eiser tijdens één van de huisbezoeken door de politie wel in de woning is aangetroffen, betekent nog niet dat daarmee is aangetoond dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
9. Verweerder heeft verder in zijn overweging kunnen betrekken dat eiser onduidelijke verklaringen heeft afgelegd over zijn mobiele telefoon en de vele berichten die hierop zijn aangetroffen tussen hem en zijn (gestelde) ex-vrouw [B] . Eiser heeft deze onduidelijkheden ook in beroep niet opgehelderd. De rechtbank is het met eiser eens dat de enkele omstandigheid dat [B] en haar referent (de heer [C] ) hebben erkend dat tussen hen sprake is van een schijnrelatie, niet betekent dat eiser ook een schijnrelatie heeft. Echter, dit is niet het enige wat verweerder aan eiser heeft tegengeworpen.
10. Zo heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser er met de overgelegde ongehuwdverklaring niet is geslaagd om de twijfel over de oprechtheid van de relatie tussen eiser en referente weg te nemen. Volgens eiser is de ongehuwdverklaring een officieel Egyptisch document waaruit blijkt dat eiser niet gehuwd is. Verweerder heeft hier een rapport van Team Onderzoek en Expertise Land en Taal tegenover gesteld. Uit dat rapport blijkt dat eiser nog gehuwd is met [B] en in 2019 nog een kind met haar heeft gekregen. Verweerder heeft mogen uitgaan de juistheid van de inhoud van het rapport en erop mogen wijzen dat aan de ongehuwdverklaring geen waarde kan worden gehecht, omdat de notaris in Egypte dergelijke verklaringen opmaakt zonder deze te verifiëren in het Civil Register.
11. Daarbij komt nog dat eiser en referente vage en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd tijdens hun verhoren op 10 april 2019, bijvoorbeeld ten aanzien van wanneer en hoe zij elkaar hebben leren kennen, het aantal kleinkinderen van referente, de naam van de vriend van de dochter van referente en het feit dat referente niet eisers volledige naam kende terwijl zij – beweerdelijk – al een paar jaar een duurzame en exclusieve relatie hebben. In bezwaar en beroep heeft eiser deze tegenstrijdigheden niet weersproken, maar heeft hij slechts gesteld dat de verhoren erg lang duurden en dat de tegenstrijdigheden zien op kleine details over gebeurtenissen van lang geleden. In hun geval gaat het echter om een opeenstapelingen van tegenstrijdigheden over basis onderwerpen. Voor geen van deze tegenstrijdigheden heeft eiser een logische verklaring gegeven. Bovendien zijn eiser en referente bij de verhoren bijgestaan door een advocaat en hebben zij de verklaringen in vrijheid kunnen afleggen.
12. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een schijnrelatie tussen eiser en referente. Hetgeen eiser naar voren heeft gebracht, is onvoldoende om de door verweerder tegengeworpen feiten en omstandigheden, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, te weerleggen. Verweerder mocht daarom de verblijfsvergunning van eiser intrekken. Eisers beroep op het rechtszekerheids- of het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Zelfs al zou eiser aannemelijk hebben gemaakt dat [B] uit rancune allerlei berichten op [Website] plaatst, dan nog zou dit in deze zaak geen bijzondere omstandigheid vormen die zou moeten leiden tot een geslaagd beroep op het rechtszekerheids- of het vertrouwensbeginsel.
Ten aanzien van artikel 8 EVRM
13. De rechtbank moet verder nog beoordelen of de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Uit het voorgaande blijkt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een schijnrelatie tussen eiser en referente. Gelet daarop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van inmenging in het gezinsleven van eiser en intrekking van verblijfsvergunning niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2021 door mr. J.G. Nicholson, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier, en wordt ook gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier (voorzieningen)rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:38.