ECLI:NL:RBDHA:2021:15567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
NL21.2007
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op basis van geloofwaardigheid van identiteit en seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraakse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Irak werd bedreigd en mishandeld door zijn familie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de identiteit van de eiser niet aannemelijk is gemaakt, onder andere vanwege het overleggen van een incompleet paspoort en tegenstrijdige verklaringen over zijn verblijf in Oekraïne. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig waren, omdat hij inconsistent was in zijn verklaringen over zijn eerste seksuele ervaringen en de contacten met zijn vriend. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag van de eiser niet voldeed aan de vereisten en dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2007
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2008, plaatsgevonden op 2 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Baban. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij door zijn ouders is betrapt terwijl hij seks had met zijn vriend. Hij is vervolgens mishandeld en opgesloten door zijn vader. Zijn vader heeft de vader van eisers vriend, een officier van politie, op de hoogte gesteld. Omdat eiser vreesde gedood te worden of in de gevangenis terecht te komen is hij naar Bagdad gevlucht. Eiser is op 27 april 2020 uit Irak vertrokken en in Turkije aangekomen. Op 2 augustus 2020 is eiser uit Turkije vertrokken en uiteindelijk in Nederland aangekomen, waar hij een asielaanvraag heeft ingediend. In Nederland heeft eiser een dreigbrief en een arrestatiebevel ontvangen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele geaardheid;
3. Problemen ten gevolge van zijn seksuele geaardheid.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eiser een vals paspoort heeft overgelegd, waardoor zijn identiteit niet aannemelijk is, en er zijn onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het paspoort wel echt is. Op het arrestatiebevel staat een andere naam dan op de kopie van het identiteitsbewijs van eiser. Verder heeft hij verschillende verklaringen afgelegd over zijn naam en is op zijn telefoon een tijdelijke verblijfsvergunning aangetroffen voor Oekraïne. Uit andere gegevens van de telefoon van eiser kan worden afgeleid dat hij hoogstwaarschijnlijk in Oekraïne heeft verbleven. Eiser heeft dit eerst in de zienswijze toegegeven. Eiser heeft nog contact met zijn moeder en niet valt in te zien dat moeder niet een originele identiteitskaart kan opsturen. Ook over de aangetroffen geldtransacties heeft eiser verschillende verklaringen afgelegd. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser in het geheel.
5. Verweerder acht de geaardheid van eiser niet geloofwaardig omdat hij wisselend heeft verklaard over het moment dat hij wist dat hij op mannen valt (na of voor zijn eerste ervaring). Eiser heeft oppervlakkig verklaard over zijn twijfels voordat hij ontdekte dat hij op mannen valt en over zijn gevoelens nadat hij zijn geaardheid had ontdekt. Hij heeft niet eenduidig over zijn eerste seksuele contact verklaard. Voorts heeft eiser volgens verweerder bevreemdingwekkend verklaard over de manier waarop hij contact met homoseksuelen zocht. Voor zijn vertrek heeft eiser veelvuldig getracht om seksuele contacten aan te gaan met anderen, zodat ongeloofwaardig is dat hij na terugkeer geen invulling meer gaat geven aan zijn gerichtheid. Eiser heeft niets verklaard over de ontwikkeling van zijn gevoelens voor [vriend] , of wat hem in hem aantrok.
6. Omdat de seksuele gerichtheid van eiser niet wordt gevolgd, hecht verweerder ook geen geloof aan de daardoor ondervonden problemen. Eiser is ook zonder problemen langs controleposten gereisd, waarbij hij zich heeft moeten legitimeren.
7. Verweerder heeft voorts vastgesteld dat op 3 juni 2020 en op 5 juli 2020 vanuit Oekraïne geldtransacties met de vader van eiser hebben plaatsgevonden, wat de gestelde verstoting door de familie niet aannemelijk maakt. Onduidelijk is hoe eiser weet dat de vader van zijn vriend op de hoogte is gebracht als hij geen contact meer met zijn vader heeft gehad, of waarom zijn ouders na de verstoting contact met [A] hebben gezocht en hem hebben gevraagd waar eiser was en [A] documenten hebben gegeven. De verklaring van eiser dat zijn vader juist contact met [A] heeft opgenomen om hem te bedreigen om te voorkomen dat [A] eiser zou helpen, wordt door verweerder niet gevolgd.
8. De overgelegde foto's hebben voor verweerder geen doorslaggevende betekenis. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Eiser voert aan dat het paspoort vals lijkt omdat er bladzijden uit ontbreken. De tenaamstelling op het paspoort en op de kopie van zijn identiteitsbewijs zijn identiek. Het originele identiteitsbewijs is naar verweerder opgestuurd en door verweerder ontvangen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er inderdaad post is ontvangen van eiser op 12 januari (naar de rechtbank aanneemt: 2021), maar dat niet meer kan worden achterhaald wat deze post inhield. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat dit niet aan eiser kan worden toegerekend, maar dat nog steeds wordt getwijfeld aan de identiteit van eiser, omdat hij een paspoort heeft overgelegd, dat vals is bevonden omdat daaruit enige
pagina’s ontbreken, wat het hele paspoort ongeldig maakt. Verweerder heeft gewezen op de omstandigheid dat eiser heeft verzwegen dat hij enige tijd in Oekraïne heeft verbleven en dat hij nog contact onderhoudt met zijn moeder, wat afbreuk doet aan de verklaringen van eiser als geheel.
10. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de identiteitsgegevens van eiser op het paspoort en op de kopie van het identiteitsbewijs van eiser overeenkomen. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn stelling dat het paspoort door het ontbreken van bladzijden niet kan worden aangemerkt als een geldig paspoort, maar is van oordeel dat de pagina met identiteitsgegevens in dat paspoort nog steeds authentieke identiteitsgegevens van eiser kan bevatten. Nu in het onderzoeksrapport van 28 augustus 2020 is vermeld dat het paspoort is voorzien van een geïntegreerde foto, waarvan niet is bestreden dat dit een foto van eiser is, en de vaststelling dat dit een vervalst document betreft is gebaseerd op het ontbreken, dan wel niet meer zijn ingebonden van enkele pagina’s vermoedelijk zonder identiteitsgegevens, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank aan eiser voor wat betreft zijn identiteit het voordeel van de twijfel moeten gunnen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder niet heeft bestreden dat eiser zijn originele identiteitsbewijs aan verweerder heeft opgestuurd, en dat dit bij verweerder niet meer is te achterhalen. Verweerder heeft daarom ten onrechte aangenomen dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
11. Van de omstandigheden dat eiser eerst in de zienswijze melding heeft gemaakt van zijn verblijf in Oekraïne en dat hij na zijn vertrek uit Irak nog contact heeft met familie en dat hij door zijn familie financieel wordt ondersteund, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen stellen dat dit in bepaalde mate afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser. Dit raakt in het bijzonder de geloofwaardigheid van eisers verklaring dat hij door zijn familie verstoten is. Dat eiser later heeft verklaard dat het geld niet door zijn vader, maar door zijn moeder is overgemaakt, is voor de rechtbank geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Deze verklaring staat haaks op eerdere verklaringen van eiser dat hij is verstoten door zijn familie en dat hij vreest voor vervolging van de zijde van zijn familie, waarbij eiser geen uitzondering heeft gemaakt voor zijn moeder. Dat zijn vader niets wist van de geldtransactie omdat zijn moeder met het paspoort van zijn vader geld heeft overgemaakt van de rekening van zijn vader, is niet vast te stellen.
12. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij zijn geaardheid wel aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder is niet ingegaan op de punten die in de zienswijze zijn genoemd en had concreter moeten doorvragen. Verweerder zaait verwarring over het eerste seksuele contact van eiser. Daardoor is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. De risico's voor eiser zijn bij terugkeer naar Irak niet anders dan vóór zijn vertrek. Dat eiser voorzichtiger had moeten zijn, is wijsheid achteraf.
13. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn te vinden voor het oordeel dat de procedure die heeft geleid tot het bestreden besluit onzorgvuldig is geweest. Eiser heeft in beroep noch ter zitting aangegeven op welke punten van de zienswijze verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder op bepaalde onderdelen van de
verklaring van eiser voldoende heeft doorgevraagd1. Eiser heeft tijdens de gehoren niet aangegeven dat hij het moeilijk vond om over zijn geaardheid te verklaren. De algemene stelling dat homoseksualiteit in Irak in de taboesfeer valt, is daarom geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder heeft bij het bestreden besluit mogen betrekken dat eiser vage en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd, onder meer over zijn eerste homoseksuele contact en over het contact met zijn vriend [vriend] . De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat verweerder tijdens de gehoren gebruik heeft gemaakt van een checklist. Verweerder heeft tijdens het nader gehoor open vragen gesteld en op bepaalde onderdelen voldoende doorgevraagd.
14. Eiser heeft voorts aangevoerd dat er geen tegenstrijdigheden zijn in zijn verklaringen met betrekking tot de contacten van zijn ouders met [A] en dat uit de arrestatiebevelen die hij via [A] in bezit heeft gekregen, voldoende blijkt dat het over hem gaat.
15. De rechtbank stelt vast dat eiser in het nader gehoor2 heeft verklaard dat zijn ouders bij [A] wilden vragen naar de situatie. In de zienswijze stelt eiser dat zijn vader [A] heeft benaderd om hem (impliciet) te bedreigen. In beroep en ter zitting heeft eiser nog verklaard dat zijn vader stukken in kopie aan [A] heeft gegeven om hem, [A] , van de ernst van de situatie te doordringen en om hem ervan te weerhouden om eiser te helpen. Voorts staat op het door eiser overgelegde arrestatiebevel een andere naam vermeld dan in het paspoort en op de kopie van het identiteitsbewijs van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voor de tegenstrijdigheid bij het contact van zijn vader met [A] en voor de afwijkende naam op het arrestatiebevel geen afdoende verklaring gegeven, zodat verweerder dit aan eiser heeft mogen tegenwerpen.
16. Gelet op wat hierboven is overwogen komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
17. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
1. zie bijvoorbeeld de pagina’s 19, 26, en 27 van het verslag van het nader gehoor van 13 en 15
oktober 2020
2 Pagina 17
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
10 maart 2021
en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.