ECLI:NL:RBDHA:2021:15566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
NL21.2008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 februari 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 2 maart 2021, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.H. Bokhorst, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. Tijdens de zitting is ook een tolk, H. Baban, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.2007) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er in die zaak al een uitspraak is gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2008
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.2007, plaatsgevonden op 2 maart 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Baban . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 .
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.2007, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
10 maart 2021
en zal worden openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.