ECLI:NL:RBDHA:2021:15566
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 februari 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 2 maart 2021, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.H. Bokhorst, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. Tijdens de zitting is ook een tolk, H. Baban, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.2007) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er in die zaak al een uitspraak is gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de website van de Rechtspraak en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.