ECLI:NL:RBDHA:2021:15559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20.16866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 januari 2021, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres verweerder op 26 februari 2020 in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken verstreek zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist.

De rechtbank heeft besloten dat verweerder alsnog binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Dit is in overeenstemming met de artikelen 8:54 en 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De rechtbank heeft de beslissing op 20 januari 2021 bekendgemaakt en zal deze publiceren op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.16866
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. W.C. Boelens), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S.J.M. Leijtens).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een
‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiseres. In zijn verweerschrift van 29 september 2020 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder op 26 februari 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, derde lid, van de Awb).
6. In zijn verweerschrift stelt verweerder dat er achterstanden zijn in de behandeling van de asielaanvragen. Dit komt doordat er meer zaken zijn en de samenstelling van de zaken anders is dan verwacht. Verweerder geeft aan dat de doorlooptijden van de asielaanvragen nog steeds stijgt en noemt in zijn verweerschrift de maatregelen die hij neemt om de doorlooptijden te verminderen. Verweerder is namelijk extra personeel aan het werven. In het specifieke geval van eiseres wijst verweerder erop dat hij geen concrete termijn kan geven, waarbinnen hij op de aanvraag van eiseres kan beslissen. Verweerder geeft daarbij aan dat hij geen voorrang kan verlenen aan zaken waarin beroep is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Dit laatste zou volgens verweerder ten koste gaan van aanvragen die eerder zijn ingediend dan die van eiseres. Verweerder beroept zich op het bepaalde in de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2020 dat de rechtbank geen termijn kan opleggen die onrealistisch kort is.1 Verweerder geeft dat eiseres is uitgenodigd voor de start van de AA-procedure op 29 september 2020. Als het niet mogelijk is om binnen deze procedure te beslissen dan de aanvraag worden afgehandeld in de VA-procedure. De afdeling heeft in de uitspraak van 8 juli 2020 bepaald dat een termijn volgens het 8+8wekenmodel, passend is. Verweerder zoekt daarom de rechtbank om een termijn op te leggen van acht weken nadat de AA-procedure is aangevangen.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat de algemene procedure is aangevangen op
29 september 2020. Verder zijn er geen stukken meer bekend over de voortgang van het verdere verloop van de aanvraag van eiseres. De rechtbank gaat er van uit dat de aanvraag van eiseres dan ook in de AA-procedure wordt behandeld.
8. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verweerder nog een voornemen moet nemen en dat eiseres daarop vervolgens nog haar zienswijze mag geven, voordat verweerder een besluit neemt. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2020.2
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In overeenstemming met het beleid voor vreemdelingenzaken, dat door het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB) per 25 maart 2020 is gewijzigd, wordt het maximum bepaald op € 7.500,-.
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag te nemen, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
20 januari 2021
Mr. C.M. Dijksterhuis M. Bos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als
u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.