ECLI:NL:RBDHA:2021:15455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing eigen bijdrage huurwoning Defensiepersoneel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als ambtenaar bij het ministerie van Defensie, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had een aanvraag ingediend om de eigen bijdrage voor zijn huurwoning in Curaçao vast te stellen op 10%, na een verhuizing binnen het eiland. De staatssecretaris had deze aanvraag echter afgewezen en de eigen bijdrage vastgesteld op 17%. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD), waarin is bepaald dat de lagere eigen bijdrage van 10% alleen van toepassing is wanneer een defensieambtenaar vanuit een eigendomswoning in Nederland naar het buitenland verhuist. Aangezien de eiser vanuit een huurwoning naar een andere huurwoning op Curaçao was verhuisd, oordeelde de rechtbank dat de reguliere eigen bijdrage van 17% van toepassing was. De rechtbank verwierp ook het argument van de eiser dat hij erop mocht vertrouwen dat de lagere eigen bijdrage gehandhaafd zou blijven, omdat er geen toezegging was gedaan die dit rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6473

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. de Haas),
en

de staatssecretaris van Defensie, voorheen de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Haren).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot handhaving van de eigen bijdrage voor een huurwoning op 10% afgewezen.
Bij besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2021 middels een videoverbinding. Eiser is hierbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is ambtenaar bij het ministerie van Defensie en is sinds 11 juli 2016 geplaatst op Curaçao. Hiervoor is hij vanuit zijn eigendomswoning in [woonplaats] verhuisd naar een huurwoning in [woonplaats] . De eigen bijdrage voor de huurwoning in [woonplaats] heeft verweerder destijds vastgesteld op 10% van de voor hem geldende bezoldiging, de rest wordt door verweerder vergoed.
2. Eiser is op 28 oktober 2019 verhuisd naar een andere huurwoning in [woonplaats] . Hij heeft bij verweerder een aanvraag ingediend om de eigen bijdrage wederom vast te stellen op 10%. Bij het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft verweerder deze aanvraag afgewezen en de eigen bijdrage vastgesteld op 17%. Als motivering geeft verweerder, kort samengevat, aan dat eiser op grond van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD) alleen in aanmerking komt voor de eigen bijdrage van 10% indien hij vanuit een eigendomswoning naar het buitenland verhuist. Omdat eiser binnen Curaçao is verhuisd, moet hij volgens verweerder de eigen bijdrage van 17% betalen.
Wat zijn de regels?
3. De toepasselijke regels zijn opgenomen in een bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vinden partijen in beroep?
4. Eiser betoogt dat hij in aanmerking moet blijven komen voor de lagere eigen bijdrage van 10%. Uit het VBD blijkt volgens eiser niet dat een verhuizing binnen het land van plaatsing tot een verhoging van de eigen bijdrage naar 17% leidt. Zolang hij in Nederland een eigen woning aanhoudt, moet hij, ongeacht een eventuele lokale verhuizing tijdens de plaatsing in het buitenland, in aanmerking blijven komen voor de lagere eigen bijdrage van 10%. De reden hiervoor is dat het doel van artikel 13, zevende lid, van het VBD is om tegemoet te komen aan militairen die vanwege hun plaatsing in het buitenland dubbele woonlasten hebben. Eiser geeft aan ook aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor de lagere eigen bijdrage van 10% te voldoen.
Ook geeft eiser aan dat hij er op mocht vertrouwen dat de lagere eigen bijdrage van 10% na een lokale verhuizing in het buitenland gehandhaafd zou blijven. De medewerkers van het Dienstcentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) hebben eiser er niet op gewezen dat dit niet het geval is.
5. Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat eiser alleen in aanmerking komt voor de eigen bijdrage van 10% op het moment dat hij vanuit een eigendomswoning in Nederland naar het buitenland verhuist. Omdat eiser vanuit een huurwoning op Curaçao is verhuisd naar een andere huurwoning op Curaçao, moet hij de reguliere eigen bijdrage van 17% betalen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat voor de vaststelling van de eigen bijdrage op 10% op grond van artikel 13, zevende lid, van het VBD onder andere is vereist dat de militair vanuit een eigendomswoning met een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten is verhuisd naar het buitenland. Is dat niet het geval, dan is op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van het VBD de reguliere eigen bijdrage van 17% van toepassing. Dit geldt ook indien een militair, zoals eiser, na een verhuizing vanuit een eigendomswoning in Nederland naar het buitenland doorverhuist naar een andere woning in het buitenland. In een dergelijk geval is de reguliere eigen bijdrage van 17% van toepassing. De termen van het artikelonderdeel zijn helder en bieden geen aanknopingspunt voor een andere interpretatie dan de grammaticale uitleg die verweerder is gevolgd. Het betoog van eiser slaagt niet.
7. Ook het betoog van eiser dat hij er op mocht vertrouwen dat de eigen bijdrage van 10% gehandhaafd zou worden in geval van een lokale verhuizing in het buitenland en dat de DCIOD eiser er niet op heeft gewezen dat dit niet het geval zou zijn, slaagt niet. Hiervoor is volgens de rechtspraak van de hoogste ambtenarenrechter vereist dat aan eiser een toezegging is gedaan op grond waarvan eiser er op mocht vertrouwen dat de eigen bijdrage op 10% gehandhaafd zou blijven. [1] Een dergelijke toezegging is gesteld noch gebleken.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: relevante regels

Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel
Artikel 13. Tegemoetkoming woninghuur
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
(..)
d.
verschuldigde huurvoor zover niet anders is bepaald: de tegenwaarde in Nederlandse valuta van de som van:
1°. de kale huur;
2°. de huur van een garage, indien die tezamen met de woning moet worden gehuurd;
3°. de overige kosten die naar het oordeel van de commandant aan die huur zijn verbonden, waartoe ten minste behoren:
(a). voor België en Luxemburg: de
risque locataire, verminderd met het gedeelte van de premie dat is bestemd voor de inboedelverzekering, en de eventueel verschuldigde grondbelasting;
(b). voor Frankrijk: de aan die huur verbonden
charges, verminderd met de kosten voor verwarming en water, of – voor zover die kosten niet afzonderlijk worden berekend – verminderd met de in artikel 7, derde lid, onderdeel b van de Regeling huisvesting en voeding militairen 2018 genoemde bedragen per maand voor verwarming en voor water; de
risque locataire, verminderd met het gedeelte van de premie dat is bestemd voor de inboedelverzekering, en de eventueel verschuldigde
taxe immobilière;
(c). voor de Bondsrepubliek Duitsland: de eventueel door de defensie-ambtenaar verschuldigde kosten voor de medeverzekering van de aansprakelijkheid van de huurder ten opzichte van de verhuurder van schade door brand aan het door de huurder bewoonde pand en de eventueel verschuldigde
Grundsteuer;
(d). voor de Nederlandse Antillen en Aruba: de verschuldigde gebruiksbelasting;
e.
eigen bijdragezeventien procent van de som van:
1°. de voor de militair geldende bezoldiging, onderscheidenlijk het voor de ambtenaar geldende salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de toelage minimumloon, bedoeld in artikel 16 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, en
2°. het bedrag van de voor het gebied van plaatsing geldende duurtecorrectie, indien deze positief is, berekend over het voor de militair, onderscheidenlijk ambtenaar, geldende standaard netto Nederland.
(..)
7. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onderdeel e, is de eigen bijdrage 10%, indien de defensieambtenaar vanuit een eigendomswoning met een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten is verhuisd naar het buitenland en hij gedurende zijn plaatsing, een deel van die plaatsing, of een aansluitende nieuwe plaatsing in het buitenland deze eigendomswoning aanhoudt en die woning niet verhuurt of ter beschikking stelt aan een ander dan een van de eigen- stief- of pleegkinderen van de defensieambtenaar.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1802.