ECLI:NL:RBDHA:2021:15454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3928
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning eigen bijdrage woninghuur voor defensiepersoneel in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar van het ministerie van Defensie en de staatssecretaris van Defensie. De eiser, die als vlieginstructeur in de Verenigde Staten werkzaam is, had verzocht om zijn eigen bijdrage in de woninghuur te verlagen van 17% naar 10%. Dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen, omdat de eiser niet vanuit een eigendomswoning in Nederland naar het buitenland was verhuisd, maar vanuit België. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD) alleen ambtenaren die een eigen woning in Nederland achterlaten in aanmerking komen voor de lagere eigen bijdrage van 10%. De eiser betoogde dat de tekst van het VBD geen beperking bevatte met betrekking tot het land van de eigendomswoning, maar de rechtbank oordeelde dat de regels duidelijk zijn en dat de staatssecretaris terecht de eigen bijdrage op 17% heeft vastgesteld. De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op de hardheidsclausule van het VBD verworpen, omdat er geen sprake was van een buitenland-buitenland plaatsing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3928

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats buitenland 1] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.R.M. van Haren).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om zijn eigen bijdrage in de woninghuur vast te stellen op 10% afgewezen.
Bij besluit van 7 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2021 middels een videoverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zicht laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is ambtenaar bij het ministerie van Defensie en hem is met ingang van 1 april 2019 de functie van vlieginstructeur toegewezen in [plaats buitenland 2] (Verenigde Staten). Hiervoor is hij van zijn eigen woning in België verhuisd naar een huurwoning in de Verenigde Staten. Voor de huurwoning moet eiser een eigen bijdrage betalen van 17% van de voor hem geldende bezoldiging, de rest wordt door verweerder vergoed.
2. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag ingediend om de eigen bijdrage vast te stellen op 10%. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de eigen bijdrage volgens verweerder op grond van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD) alleen op 10% gesteld kan worden als de ambtenaar een eigen woning in Nederland achterlaat.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser stelt dat het VBD niet vereist dat de eigen woning in Nederland is gelegen om in aanmerking te komen voor de lagere eigen bijdrage van 10%. Ook met een eigen woning in België, gelegen slechts 1 kilometer van de grens met Nederland, zou eiser in aanmerking moeten komen voor deze lagere eigen bijdrage. Hierbij doet eiser een beroep op de letterlijke tekst van het VBD, waarin volgens eiser geen voorbehoud is opgenomen met betrekking tot het land waarin de eigen woning is gelegen. Eiser meent ook dat hij aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor de lagere eigen bijdrage van 10% voldoet.
Eiser wijst er tevens op dat aan hem wel een verplaatsingskostenvergoeding is toegekend, ondanks het feit dat hij vanuit België verhuisd is.
Tot slot doet eiser een beroep op de hardheidsclausule die in het VBD is opgenomen. Hiertoe heeft eiser een beschikking van verweerder aan een andere militair overgelegd. Uit deze beschikking blijkt dat militairen die reeds in het buitenland zijn geplaatst en aansluitend wederom in een ander land worden geplaatst, in aanmerking komen voor de eigen bijdrage van 10%. Eiser stelt dat verweerder daarom ook in zijn situatie een uitzondering met toepassing van de hardheidsclausule moet maken.
4. Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat alleen een ambtenaar die een eigen woning in Nederland achterlaat in aanmerking kan komen voor de lagere eigen bijdrage van 10%. Volgens verweerder volgt dit ook uit de letterlijke tekst van het VBD, waarin is aangegeven dat een ambtenaar die voor zijn werk ‘naar het buitenland’ verhuist in aanmerking komt voor de lagere eigen bijdrage. Daarnaast wijst verweerder op de toelichting bij de ‘arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2009-2010’ van 26 maart 2010, waaruit volgens verweerder blijkt dat de eigendomswoning zich in Nederland moet bevinden. Omdat eiser al in het buitenland woonde voordat hij naar de Verenigde Staten verhuisde en zijn eigendomswoning zich niet in Nederland bevindt, moet hij de reguliere eigen bijdragen van 17% betalen.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank overweegt dat voor de toekenning van de lagere eigen bijdrage van 10% op grond van artikel 13, zevende lid, van het VBD onder andere is vereist dat de militair vanuit een eigendomswoning met een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten verhuist naar het buitenland. In de toelichting bij de ‘arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2009-2010’ staat vermeld dat de eigendomswoning zich in Nederland moet bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat verweerder met artikel 13, zevende lid, van het VBD een voorziening heeft willen treffen voor militairen die vanuit Nederland naar het buitenland verhuizen. Militairen die reeds in het buitenland wonen, vallen hier buiten. De termen van het artikelonderdeel zijn helder, mede gelet op de toelichting bij het arbeidsvoorwaardenakkoord op grond waarvan de bepaling in het VBD is opgenomen. Zij bieden geen aanknopingspunt voor een andere interpretatie dan de uitleg die verweerder is gevolgd In het geval van eiser, die al in het buitenland woonde voordat hij door verweerder in de Verenigde Staten werd geplaatst, betekent dit dat hij niet in aanmerking komt voor de lagere eigen bijdrage van 10%. Verweerder heeft de eigen bijdrage met juistheid op 17% gesteld. De verplaatsingskostenvergoeding die aan eiser is toegekend is gebaseerd op een andere regeling. Het betoog van eiser slaagt niet.
7. Ook het betoog van eiser dat verweerder ook in zijn geval gehouden is de hardheidsclausule van artikel 28 van het VBD toe te passen, slaagt niet. Uit de door eiser overgelegde beschikking blijkt dat verweerder, in afwijking van artikel 13, zevende lid, van het VBD, de eigen bijdrage van 10% handhaaft voor militairen die aansluitend aan hun plaatsing in het buitenland wederom in een ander land worden geplaatst (de zogenaamde buitenland-buitenland plaatsing). Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit niet dat verweerder ook in het geval van eiser gehouden is een uitzondering op artikel 13, zevende lid, van het VBD te maken. In het geval van eiser is er geen sprake van een buitenland-buitenland plaatsing, aangezien eiser niet door verweerder in een ander land dan Nederland is geplaatst voordat hij in de Verenigde Staten werd geplaatst. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat verweerder gehouden was met toepassing van artikel 28 van het VBD voor eiser een uitzondering op het VBD te maken.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: relevante regels

Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel
Artikel 13. Tegemoetkoming woninghuur
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
(..)
d.
verschuldigde huurvoor zover niet anders is bepaald: de tegenwaarde in Nederlandse valuta van de som van:
1°. de kale huur;
2°. de huur van een garage, indien die tezamen met de woning moet worden gehuurd;
3°. de overige kosten die naar het oordeel van de commandant aan die huur zijn verbonden, waartoe ten minste behoren:
(a). voor België en Luxemburg: de
risque locataire, verminderd met het gedeelte van de premie dat is bestemd voor de inboedelverzekering, en de eventueel verschuldigde grondbelasting;
(b). voor Frankrijk: de aan die huur verbonden
charges, verminderd met de kosten voor verwarming en water, of – voor zover die kosten niet afzonderlijk worden berekend – verminderd met de in artikel 7, derde lid, onderdeel b van de Regeling huisvesting en voeding militairen 2018 genoemde bedragen per maand voor verwarming en voor water; de
risque locataire, verminderd met het gedeelte van de premie dat is bestemd voor de inboedelverzekering, en de eventueel verschuldigde
taxe immobilière;
(c). voor de Bondsrepubliek Duitsland: de eventueel door de defensie-ambtenaar verschuldigde kosten voor de medeverzekering van de aansprakelijkheid van de huurder ten opzichte van de verhuurder van schade door brand aan het door de huurder bewoonde pand en de eventueel verschuldigde
Grundsteuer;
(d). voor de Nederlandse Antillen en Aruba: de verschuldigde gebruiksbelasting;
e.
eigen bijdragezeventien procent van de som van:
1°. de voor de militair geldende bezoldiging, onderscheidenlijk het voor de ambtenaar geldende salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de toelage minimumloon, bedoeld in artikel 16 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie, en
2°. het bedrag van de voor het gebied van plaatsing geldende duurtecorrectie, indien deze positief is, berekend over het voor de militair, onderscheidenlijk ambtenaar, geldende standaard netto Nederland.
(..)
7. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onderdeel e, is de eigen bijdrage 10%, indien de defensieambtenaar vanuit een eigendomswoning met een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten is verhuisd naar het buitenland en hij gedurende zijn plaatsing, een deel van die plaatsing, of een aansluitende nieuwe plaatsing in het buitenland deze eigendomswoning aanhoudt en die woning niet verhuurt of ter beschikking stelt aan een ander dan een van de eigen- stief- of pleegkinderen van de defensieambtenaar.
Artikel 28. Mogelijkheid tot afwijken
De Minister is bevoegd te beslissen in die gevallen waarin deze regeling naar zijn oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.