ECLI:NL:RBDHA:2021:15452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
C/09/594998 / FA RK 20-4022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van de minderjarige op verzoek van de verwekker die zelf nog minderjarig was

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2021 een beschikking gegeven over de erkenning van een minderjarige. De verwekker, die op het moment van de erkenning door de nieuwe partner van de moeder zelf nog minderjarig was, heeft verzocht om de erkenning te vernietigen. De rechtbank oordeelde dat de verwekker niet in staat was om zelfstandig in rechte op te treden vanwege zijn minderjarigheid, waardoor de strikte maatstaf van de Hoge Raad niet van toepassing was. In plaats daarvan werd de minder strikte maatstaf toegepast, waarbij het belang van de verwekker zwaarder woog dan het belang van de moeder om de erkenning onaangetast te laten. De rechtbank concludeerde dat de moeder niet in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de erkenner had kunnen komen, aangezien zij de verwekker niet had betrokken in het proces van erkenning. De rechtbank heeft de erkenning van de minderjarige door de erkenner vernietigd en vervangende toestemming verleend aan de verwekker om de minderjarige te erkennen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging in kracht van gewijsde is gegaan. De bijzondere curator, die de minderjarige vertegenwoordigde, werd in deze procedure niet meer nodig geacht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-4022
Zaaknummer: C/09/594998
Datum beschikking: 16 september 2021

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming erkenning

Beschikking op het op 24 juni 2020 ingekomen verzoek van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.L. Mens te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M. Hoogeveen te Gouda.

[YY] ,

de erkenner,
wonende te [woonplaats 3]
advocaat: mr. M. Jonkman te Capelle aan den IJssel.

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] ,

de minderjarige (hierna te noemen: [minderjarige] ),
in rechte vertegenwoordigd door mr. B.J. de Deugd,
advocaat te Nieuwerker aan den IJssel,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.
Als informant wordt aangemerkt:

[XX] ,

de voogdes,
wonende te [woonplaats 4]
.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier van 31 juli 2020 van de zijde van de man, met bijlagen;
  • de reactie van de man op het verweerschrift van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier van 28 augustus 2020 van de zijde van de bijzondere curator met als bijlage de akte van uitlaten;
  • het verweerschrift van de moeder, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 25 januari 2021 van de zijde van de man, met bijlage;
  • de brief van 29 juni 2021 van de zijde van de erkenner;
  • het F9-formulier van 13 juli 2021 van de zijde van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 16 juli 2021 van de zijde van de moeder, met bijlage.
Op 22 juli 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de erkenner, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de bijzondere curator, mr. B.J. de Deugd;
  • de voogdes (tevens grootmoeder moederszijde);
  • namens de gecertificeerde instelling: mevrouw [medewerker GI 1] en mevrouw [medewerker GI 2]
  • de moeder van erkenner, mevrouw J.E. Willemsen.

Feiten

  • De man en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van januari 2016 tot eind augustus 2017. Na het verbreken van de relatie hebben zij nog twee á drie weken informeel een relatie gehad.
  • De man heeft nadat de relatie definitief voor bij was, geprobeerd contact te krijgen met de moeder. De moeder heeft hem echter geblokkeerd op social media en WhatsApp en zij heeft een nieuw telefoonnummer genomen.
  • Tijdens de relatie van de man en de moeder waren zij beiden minderjarig.
  • Na het verbreken van de relatie met de man, kwam de moeder erachter dat zij zwanger was. Zij heeft de man hiervan niet op de hoogte gesteld.
  • Vervolgens heeft de moeder in de laatste maanden van haar zwangerschap (eind 2017) een relatie gekregen met erkenner.
  • De man is er door een kerstfoto die de moeder had gepost op social media achter gekomen dat zij zwanger was.
  • De moeder is op [geboortedatum 1] 2018 bevallen van [minderjarige] .
  • Bij beschikking van 12 oktober 2018 van deze rechtbank is de grootmoeder (moederszijde) belast met de voogdij over de minderjarige (omdat de moeder destijds minderjarig was).
  • Op 20 november 2018 is de minderjarige erkend door erkenner, na vooroverleg tussen de moeder, de erkenner en hun beider moeders. Bij dit overleg is de man niet betrokken. De moeder heeft de man ook niet in kennis gesteld van haar voornemen om [minderjarige] te laten erkennen door erkenner.
  • Op [geboortedatum 2] 2019 is de man meerderjarig geworden.
  • De man heeft nadat hij meerderjarig is geworden een advocaat ingeschakeld. Op 22 maart 2019 heeft zijn toenmalige advocaat mr. J.A. Cenijn een brief gestuurd aan de moeder met het verzoek om mee te werken aan een DNA-test.
  • De moeder is in december 2019 (of januari 2020) gaan samenwonen met de erkenner bij de ouders van erkenner in huis.
  • [minderjarige] heeft extra medische zorg nodig. Zij heeft tot januari 2020 in het ziekenhuis gelegen.
  • Op [geboortedatum 3] 2020 is de moeder meerderjarig geworden.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2020 is mr. B.J. de Deugd voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 BW te vertegenwoordigen.
  • De relatie tussen de moeder en erkenner is per september 2020 verbroken. De moeder woont sinds oktober 2020 weer bij haar moeder (voogdes) in huis.
  • In januari 2021 heeft de moeder de man WhatsAppberichten gestuurd, waarin zij laat weten dat zij het gaat regelen, waarmee zij erop doelt dat de man een rol zal krijgen in het leven van [minderjarige] . Vervolgens heeft de moeder de man (wederom) geblokkeerd op haar telefoon.
  • Bij beschikking van 30 juni 2021 van deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland voor de duur van één jaar en is zij middels een machtiging geplaatst bij de moeder en stiefvader van erkenner. De erkenner woont bij zijn ouders in huis.
  • De moeder ziet [minderjarige] twee uur per week onder begeleiding van [instelling] .
  • De man heeft [minderjarige] nog nooit gezien.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt er thans nog toe:
  • de door de erkenner gedane erkenning van [minderjarige] te vernietigen;
  • aan de man vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, opdat hij de minderjarige kan erkennen.
  • ingeval wordt betwist dat de man de verwekker van [minderjarige] is, een DNA-onderzoek te gelasten, alvorens op bovengenoemde verzoeken een beslissing wordt genomen,
een en ander, voor zover mogelijk, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De erkenner heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij [minderjarige] heeft erkend vanwege haar medische situatie en dat hij slechts het beste wil voor [minderjarige] . Hij is bereid om de zorg voor [minderjarige] op zich te blijven nemen, maar als de rechtbank van oordeel is dat zijn erkenning moet worden vernietigd, dan legt hij zich daarbij neer.
De bijzondere curator adviseert de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel de verzoeken af te wijzen.

Beoordeling

Vernietiging erkenning
Ingevolge artikel 1:205, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden is bewogen toestemming tot erkenning te geven.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader is van [minderjarige] , zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 1:205 BW een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank slechts kan worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, door de moeder en door het openbaar ministerie. De verwekker heeft geen zelfstandige rechtsingang om een dergelijk verzoek in te dienen. Dit neemt niet weg dat onder omstandigheden de door een ander gedane erkenning door de verwekker aangetast kan worden. De Hoge Raad heeft daartoe twee maatstaven ontwikkeld.
In de eerste plaats de
strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (Hoge Raad 12 november 2004 ECLI:NL:HR:2004:AQ7386).
In de tweede plaats de
minder strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind (Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244).
Naar het oordeel van de rechtbank is de strikte maatstaf gebaseerd op de
vooronderstellingdat het betreft een verwekker die desgewenst zelfstandig in rechte kan optreden. In dit geval betreft het echter een minderjarige, die weliswaar op de voet van art. 1:204 lid 1 sub BW bevoegd was [minderjarige] te erkennen, maar die, bij gebreke van de toestemming van de moeder, niet zelfstandig in rechte kon optreden om aan de rechtbank om vervangende toestemming te verzoeken. Minderjarigen zijn immers, behoudens in de wet en in de jurisprudentie aanvaarde uitzonderingen, procesrechtelijk niet bekwaam om zonder wettelijke vertegenwoordiger in een procedure op te treden (art. 1:245 lid 4 BW). Zodra hij meerderjarig is geworden heeft de man meteen een advocaat benaderd en niet veel later – nadat de moeder niet reageerde op een brief van zijn (toenmalige) advocaat – de onderhavige procedure gestart. Zou overigens al moeten worden aangenomen dat de man in dit geval wel zelfstandig, zonder wettelijke vertegenwoordiging, een procedure tot vervangende toestemming had kunnen aanspannen, dan nog voert het eenvoudig te ver om aan hem tegen te werpen dat hij dit tijdens zijn minderjarigheid niet tijdig heeft gedaan. De onderhavige zaak wordt dus geschaard onder de minder strikte maatstaf.
Bij toepassing van die minder strikte maatstaf dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt. De moeder heeft voordat zij haar toestemming verleende aan de erkenner om [minderjarige] te erkennen uitgebreid gesproken met de erkenner, zijn moeder en haar eigen moeder (de voogdes). Gesteld noch gebleken is dat zij daarbij rekening heeft gehouden met de belangen van de man of met het belang van [minderjarige] om een afstammingsrechtelijke relatie te hebben met haar biologische vader. De moeder heeft nagelaten de man als verwekker van [minderjarige] hierin te betrekken. Sterker nog, zij lijkt er alles aan gedaan te hebben om de man buitenspel te zetten. Zo heeft de moeder de man niet op de hoogte gesteld van haar zwangerschap en heeft zij na het verbreken van de relatie de man geblokkeerd op social media en op WhatsApp en heeft zij een nieuw telefoonnummer genomen. Hierdoor was het voor de man ook niet mogelijk om contact op te nemen met de moeder en overleg te voeren over (de erkenning van) [minderjarige] . Ter staving van haar standpunt dat zij in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, heeft de moeder aangevoerd dat de relatie met de man op een vervelende manier is geëindigd en dat zij door de man is gestalkt. De rechtbank gaat hieraan voorbij, nu deze stellingen door de man zijn betwist en de moeder haar stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Veeleer acht de rechtbank, op basis van hetgeen ter zitting is besproken, aannemelijk dat de man na het verbreken van de relatie heeft geprobeerd om met de moeder contact te krijgen om de relatie herstellen. Dat is immers eerder ook gebeurd nadat partijen de eerste keer uit elkaar zijn gegaan.
De rechtbank kent zwaar gewicht toe aan het belang van [minderjarige] om een familierechtelijke band te hebben met haar verwekker. Daarbij is natuurlijk ook van belang dat de relatie tussen de moeder en de erkenner inmiddels alweer geruime tijd is verbroken. Tevens is daarbij van belang dat de erkenner weliswaar in het belang van [minderjarige] bereid is om haar ouder te blijven maar ook bereid is zich erbij neer te leggen als de rechtbank van oordeel is dat de erkenning moet worden vernietigd. [minderjarige] is nog jong. Deze beslissing betekent niet dat contact tussen de erkenner en haar onmogelijk wordt gemaakt. Het betekent wel dat er een afstammingsrechtelijke relatie tussen de man en [minderjarige] tot stand komt, zodat de man nog voldoende tijd zal hebben om een rol van betekenis in het leven van [minderjarige] te kunnen gaan spelen. De man heeft [minderjarige] immers nog nooit gezien en [minderjarige] is er niet van op de hoogte dat de man haar biologische vader is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat er, buiten de verklaring van de moeder ter zitting dat er op dit moment sprake is van een radiostilte tussen haar en de man, geen bijzonderheden zijn gemeld, zodat er nu geen contra-indicaties lijken te zijn voor omgang tussen de man en [minderjarige] . Zo lang de man geen family life heeft met [minderjarige] heeft hij als verwekker evenwel vooralsnog ook geen rechtsingang om een omgangsregeling met [minderjarige] te verzoeken. Gelet op de biologische relatie met de man acht de rechtbank dit niet in het belang van [minderjarige] . Anders dan de bijzondere curator is de rechtbank dus van oordeel dat deze beslissing nu in het belang van [minderjarige] moet worden genomen en niet behoort te worden gewacht totdat zij zelf bekwaam is.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het belang van de man bij (de vernietiging van) de erkenning (aanzienlijk) zwaarder weegt dan het belang van de moeder om de erkenning door erkenner onaangetast te laten. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen.
Vervangende toestemming erkenning
Op grond van artikel 1:204, derde lid, BW kan de toestemming van de moeder van wie het kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de man die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling in het gedrag komt, mits deze persoon de verwekker is van het kind of de biologische vader, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Zoals hiervoor reeds is overwogen staat vast dat de man de verwekker is van het kind. Het uitgangspunt is dat [minderjarige] en de man er belang bij hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking en dat hun afstammingsrelatie in rechte komt vast te staan. Het verzoek van de man dient derhalve slechts te worden afgewezen, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind zal schaden. Weliswaar is de rechtbank gebleken dat er op dit moment geen enkele vorm van contact is tussen de man en de moeder, maar de moeder heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar belangen bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind zullen worden geschaad bij een erkenning van het kind door de man.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de man tot het verlenen aan hem van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] als op de wet gegrond toewijzen. Hierbij overweegt de rechtbank dat – nu de erkenning van het kind door de man, gelet op het bepaalde in de artikelen 1:204 en 1:206 BW, pas mogelijk is nadat de beslissing houdende vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan – de toestemming zal worden verleend onder de voorwaarde dat voornoemde beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
vernietigt de erkenning door:
[YY] , geboren op [geboortedatum 4] 1994 te [geboorteplaats 2] ,
van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] ,
uit:
[X] geboren op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats 3] .
verleent – op voorwaarde dat voornoemde beslissing tot vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde is gegaan – toestemming, welke de toestemming van de moeder voornoemd vervangt, tot erkenning van de minderjarige voornoemd door: [Y] geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 4] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. D.T.A.M. Schapendonk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2021.