Uitspraak
Vernietiging erkenning en vervangende toestemming erkenning
Beschikking op het op 24 juni 2020 ingekomen verzoek van:
[Y]
[X]
[YY] ,
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2018 te [geboorteplaats 1] ,
[XX] ,
.
Procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 31 juli 2020 van de zijde van de man, met bijlagen;
- de reactie van de man op het verweerschrift van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 28 augustus 2020 van de zijde van de bijzondere curator met als bijlage de akte van uitlaten;
- het verweerschrift van de moeder, met bijlagen;
- het F9-formulier van 25 januari 2021 van de zijde van de man, met bijlage;
- de brief van 29 juni 2021 van de zijde van de erkenner;
- het F9-formulier van 13 juli 2021 van de zijde van de man, met bijlage;
- het F9-formulier van 16 juli 2021 van de zijde van de moeder, met bijlage.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de erkenner, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator, mr. B.J. de Deugd;
- de voogdes (tevens grootmoeder moederszijde);
- namens de gecertificeerde instelling: mevrouw [medewerker GI 1] en mevrouw [medewerker GI 2]
- de moeder van erkenner, mevrouw J.E. Willemsen.
Feiten
- De man en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van januari 2016 tot eind augustus 2017. Na het verbreken van de relatie hebben zij nog twee á drie weken informeel een relatie gehad.
- De man heeft nadat de relatie definitief voor bij was, geprobeerd contact te krijgen met de moeder. De moeder heeft hem echter geblokkeerd op social media en WhatsApp en zij heeft een nieuw telefoonnummer genomen.
- Tijdens de relatie van de man en de moeder waren zij beiden minderjarig.
- Na het verbreken van de relatie met de man, kwam de moeder erachter dat zij zwanger was. Zij heeft de man hiervan niet op de hoogte gesteld.
- Vervolgens heeft de moeder in de laatste maanden van haar zwangerschap (eind 2017) een relatie gekregen met erkenner.
- De man is er door een kerstfoto die de moeder had gepost op social media achter gekomen dat zij zwanger was.
- De moeder is op [geboortedatum 1] 2018 bevallen van [minderjarige] .
- Bij beschikking van 12 oktober 2018 van deze rechtbank is de grootmoeder (moederszijde) belast met de voogdij over de minderjarige (omdat de moeder destijds minderjarig was).
- Op 20 november 2018 is de minderjarige erkend door erkenner, na vooroverleg tussen de moeder, de erkenner en hun beider moeders. Bij dit overleg is de man niet betrokken. De moeder heeft de man ook niet in kennis gesteld van haar voornemen om [minderjarige] te laten erkennen door erkenner.
- Op [geboortedatum 2] 2019 is de man meerderjarig geworden.
- De man heeft nadat hij meerderjarig is geworden een advocaat ingeschakeld. Op 22 maart 2019 heeft zijn toenmalige advocaat mr. J.A. Cenijn een brief gestuurd aan de moeder met het verzoek om mee te werken aan een DNA-test.
- De moeder is in december 2019 (of januari 2020) gaan samenwonen met de erkenner bij de ouders van erkenner in huis.
- [minderjarige] heeft extra medische zorg nodig. Zij heeft tot januari 2020 in het ziekenhuis gelegen.
- Op [geboortedatum 3] 2020 is de moeder meerderjarig geworden.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 14 juli 2020 is mr. B.J. de Deugd voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 BW te vertegenwoordigen.
- De relatie tussen de moeder en erkenner is per september 2020 verbroken. De moeder woont sinds oktober 2020 weer bij haar moeder (voogdes) in huis.
- In januari 2021 heeft de moeder de man WhatsAppberichten gestuurd, waarin zij laat weten dat zij het gaat regelen, waarmee zij erop doelt dat de man een rol zal krijgen in het leven van [minderjarige] . Vervolgens heeft de moeder de man (wederom) geblokkeerd op haar telefoon.
- Bij beschikking van 30 juni 2021 van deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland voor de duur van één jaar en is zij middels een machtiging geplaatst bij de moeder en stiefvader van erkenner. De erkenner woont bij zijn ouders in huis.
- De moeder ziet [minderjarige] twee uur per week onder begeleiding van [instelling] .
- De man heeft [minderjarige] nog nooit gezien.
Verzoek en verweer
- de door de erkenner gedane erkenning van [minderjarige] te vernietigen;
- aan de man vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, opdat hij de minderjarige kan erkennen.
- ingeval wordt betwist dat de man de verwekker van [minderjarige] is, een DNA-onderzoek te gelasten, alvorens op bovengenoemde verzoeken een beslissing wordt genomen,
Beoordeling
strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (Hoge Raad 12 november 2004 ECLI:NL:HR:2004:AQ7386).
minder strikte maatstafin de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind (Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244).
vooronderstellingdat het betreft een verwekker die desgewenst zelfstandig in rechte kan optreden. In dit geval betreft het echter een minderjarige, die weliswaar op de voet van art. 1:204 lid 1 sub BW bevoegd was [minderjarige] te erkennen, maar die, bij gebreke van de toestemming van de moeder, niet zelfstandig in rechte kon optreden om aan de rechtbank om vervangende toestemming te verzoeken. Minderjarigen zijn immers, behoudens in de wet en in de jurisprudentie aanvaarde uitzonderingen, procesrechtelijk niet bekwaam om zonder wettelijke vertegenwoordiger in een procedure op te treden (art. 1:245 lid 4 BW). Zodra hij meerderjarig is geworden heeft de man meteen een advocaat benaderd en niet veel later – nadat de moeder niet reageerde op een brief van zijn (toenmalige) advocaat – de onderhavige procedure gestart. Zou overigens al moeten worden aangenomen dat de man in dit geval wel zelfstandig, zonder wettelijke vertegenwoordiging, een procedure tot vervangende toestemming had kunnen aanspannen, dan nog voert het eenvoudig te ver om aan hem tegen te werpen dat hij dit tijdens zijn minderjarigheid niet tijdig heeft gedaan. De onderhavige zaak wordt dus geschaard onder de minder strikte maatstaf.