ECLI:NL:RBDHA:2021:15399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
AWB 19/9232 en AWB 19/9233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een beroep en verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die de Beninse nationaliteit heeft. Eiser had beroep ingesteld tegen het beëindigen van zijn opvang door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op 10 november 2019. Eiser stelde dat deze beëindiging een feitelijke handeling was die als een besluit moest worden aangemerkt volgens de Vreemdelingenwet en de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Eiser was op 27 november 2019 in beroep gegaan, omdat hij meende dat zijn recht op opvang eindigde op het moment dat hij meerderjarig werd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 3 september 2019 vrijwillig de opvanglocatie van verweerder heeft verlaten en sindsdien bij Nidos verbleef. De rechtbank oordeelde dat er op 10 november 2019 geen feitelijke handeling door verweerder had plaatsgevonden, omdat eiser al niet meer onder de opvang van het COA viel. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was genomen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de hoofdzaak niet ontvankelijk was verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, voorzieningenrechter, en mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/9232 en AWB 19/9233
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 25 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , eiser/verzoeker

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep en verzoek om een voorlopige voorziening van eiser/verzoeker (hierna: eiser) tegen het beëindigen van de opvang op 10 november 2019.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden te Amersfoort op 11 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, gelet op de omstandigheden die zijn aangevoerd.
2. Eiser heeft de Beninse nationaliteit en is geboren op [2001] . Eiser heeft op 27 november 2019 beroep ingesteld tegen het beëindigen van de opvang op 10 november 2019 door verweerder. Eiser stelt zich op het standpunt dat het hier gaat om een feitelijke handeling van verweerder die dient te worden aangeduid als een besluit, onder verwijzing naar artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet, artikel 5, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 november 2018. [1] Volgens eiser eindigde zijn recht op opvang van rechtswege doordat hij op die datum meerderjarig is geworden. Eiser verwijst in dit verband naar een e-mail van Nidos van 19 november 2019.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er op 10 november 2019 geen sprake was van een feitelijke handeling door verweerder. Eiser is sinds 3 september 2019 bij de opvanglocatie van verweerder uitgestroomd. Sindsdien heeft hij verbleven bij de beschermde opvang van Nidos.
4. De rechtbank stelt vast dat is gebleken dat eiser op 3 september 2019 vrijwillig de opvanglocatie van verweerder heeft verlaten om bij de beschermde opvang bij Nidos te verblijven. Dit betekent dat op 10 november 2019 geen sprake was van een feitelijke handeling door verweerder, aangezien eiser al niet langer opvang kreeg bij verweerder. Voor zover Nidos de beschermde opvang voor eiser heeft beëindigd op 10 november 2019, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarvoor zijn beklag bij Nidos had moeten doen.
5. Omdat er op grond van het voorgaande geen sprake is van een besluit door verweerder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
6. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.