ECLI:NL:RBDHA:2021:15276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/09/621202 / KG ZA 21-1127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging raamovereenkomst forensische zorg en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [de V.O.F.] en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid). [de V.O.F.] vorderde dat ForZo/JJI, de instantie verantwoordelijk voor de inkoop van forensische zorg, de raamovereenkomst voor forensische zorg zou verlengen. De rechtbank oordeelde dat ForZo/JJI niet verplicht was om de overeenkomst te verlengen, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor tekortkomingen en onzorgvuldigheden in de uitvoering van de zorg door [de V.O.F.]. Deze tekortkomingen leidden tot een vertrouwensbreuk tussen partijen. De rechtbank overwoog dat de beslissing van ForZo/JJI om de overeenkomst niet te verlengen niet onredelijk was, gezien de geconstateerde problemen, waaronder een gebrek aan adequate administratie en communicatie over incidenten. De vordering van [de V.O.F.] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/621202 / KG ZA 21-1127
Vonnis in kort geding van 23 december 2021
in de zaak van
de [de V.O.F.] te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. S.S. Schouten te Enschede,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Vijverberg te Diessen.
Partijen worden hierna [de V.O.F.] en de Staat genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 november 2021, met producties en aanvullende producties en een akte correctie;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de pleitnota van [de V.O.F.] ;
- de pleitnota van de Staat.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 7 december 2021. Ter zitting is vonnis bepaald. Het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[de V.O.F.] is een vennootschap onder firma die zich bezig houdt met het aanbieden van forensische zorg in de regio Enschede. De heer [A] (hierna: [A] ) is voormalig vennoot van [de V.O.F.] , en nu in dienst van de VOF.
2.2.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), in het bijzonder de Divisie Forensische Zorg en Justitiële Jeugdinrichtingen (hierna ook wel: ForZo/JJI), is verantwoordelijk voor de inkoop, plaatsing, bekostiging en financiering van forensische zorg voor mensen met een forensische zorgtitel.
2.3.
In 2019 heeft ForZo/JJI na een inkoopprocedure met [de V.O.F.] , en 162 andere zorgaanbieders die op dat moment een geldige inschrijving hadden gedaan, een raamovereenkomst gesloten voor het verlenen van ambulante begeleiding en verblijfszorg aan patiënten met een (strafrechtelijke) forensische zorgtitel (hierna: justitiabelen). Deze overeenkomsten voorzien erin dat justitiabelen door de reclassering – naar gelang van de forensische zorgbehoefte en indicatie – bij de zorgaanbieders worden geplaatst, waarna de zorgaanbieders de geleverde zorgactiviteiten kunnen declareren bij ForZo/JJI. In de raamovereenkomsten is voorzien in de mogelijkheid van een materiële controle, waarbij ForZo/JJI gerechtigd is de ingediende declaraties aan de hand van de administratie van de zorgaanbieder te controleren.
2.4.
De tussen partijen gesloten overeenkomst met de naam Raamovereenkomst Forensische Zorg 2020 (hierna: de Raamovereenkomst) heeft een looptijd van twee jaar met de eenzijdige mogelijkheid voor ForZo/JJI om de overeenkomst tweemaal met één jaar te verlengen, tot uiterlijk 31 december 2023. In artikel 2.1 van de Raamovereenkomst is bepaald dat ForZo/JJI de zorgaanbieder uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de termijn in kennis stelt indien gebruik gemaakt wordt van de verlengingsoptie. Verder is in dit artikel bepaald dat na beëindiging van de Raamovereenkomst de voorwaarden van die overeenkomst van toepassing blijven op alle forensische zorg die door de zorgaanbieder geleverd wordt aan de justitiabelen die uiterlijk op de einddatum van de overeenkomst zijn geplaatst maar waarvan de zorgbehoefte en strafrechtelijke titel na het eindigen van de Raamovereenkomst nog voortduurt.
2.5.
Artikel 1.6 van de Raamovereenkomst luidt als volgt:

ForZo/JJI is niet verplicht om gedurende de looptijd van deze Raamovereenkomst opdrachten tot het verrichten van Diensten te verstrekken, maar is daartoe gerechtigd. Zorgaanbieder kan derhalve generlei aanspraak maken op het verkrijgen van opdrachten tot het verrichten van Diensten gedurende de looptijd van deze Raamovereenkomst. Deze Raamovereenkomst is zodoende niet-exclusief.
2.6.
Artikel 9 van Raamovereenkomst bevat bepalingen met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen de contractspartijen, onder meer met betrekking tot incidenten en contacten met de media. In deze bepaling is onder meer opgenomen dat de zorgaanbieder gehouden is om waar nodig op verzoek en uit eigen beweging te reclassering te informeren. Voorts is opgenomen dat in geval van incidenten de regie over mediacontacten bij het ministerie van Justitie en Veiligheid ligt.
2.7.
In de Raamovereenkomst wordt (onder meer) het in de inkoopprocedure gehanteerde Programma van Eisen en de Handleiding Bekostiging & Verantwoording van toepassing verklaard.
2.8.
In het Programma van Eisen is onder meer het volgende opgenomen:

E.3.07 De zorgaanbieder neemt passende maatregelen ter voorkoming en vermindering van ontstane risico's voor justitiabelen, personeel en/of de veiligheid van de maatschappij in het algemeen.
(...)
E.3.11 De zorgaanbieder dient vastgelegde afspraken te hebben m.b.t. samenwerking met ketenpartners om de continuïteit van zorg te waarborgen. De volgende onderwerpen dienen minimaal bij deze afspraken aan de orde te komen: Delen van expertise, op- en afschalen van zorg en informatieoverdracht.
(...)
E.3.16 Personeelsleden die direct betrokken zijn bij de zorgverlening aan justitiabelen dienen Forensisch geschoold te zijn. De volgende onderwerpen dienen minimaal bij scholing aan bod te komen: Forensische scherpte, risicomanagement (waaronder risicotaxaties), de forensische doelgroep en het forensische veld (context). De zorgaanbieder evalueert dit scholingsaanbod periodiek.
2.9.
In paragraaf 1.8 van de Handleiding bekostiging & verantwoording 2020 (hierna: de Handleiding) is het volgende bepaald:

1.8 Verandering in de financiële positie van de zorgaanbieder
Indien zich een verandering voordoet in de financiële positie of de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder, die de nakoming van een verplichting onder de overeenkomst schaadt, vertraagt of in gevaar brengt, dan moet de zorgaanbieder ForZo/JJI hier meteen van op de hoogte stellen. Ook als voorzienbaar is dat die verandering zich zal voordoen, iets verandert in de situatie of die van zekerheidgevers, bijvoorbeeld in verband met de financiering en de zekerheden.
Doet zich een gebeurtenis voor waardoor een liquiditeitstekort ontstaat of zou kunnen ontstaan, dan moet de zorgaanbieder ForZo/JJI direct informeren. Ook moet de zorgaanbieder aangeven wat de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis zijn. Indien ForZo/JJI om meer informatie of bepaalde bewijsstukken vraagt, dan moet de zorgaanbieder die informatie of bewijsstukken direct geven. Als de zorgaanbieder ForZo/JJI informatie geeft of moet geven, moet de zorgaanbieder dit tijdig, volledig en naar waarheid doen. De zorgaanbieder houdt hierbij geen relevante feiten en omstandigheden achter. De zorgaanbieder moet zorgen dat ForZo/JJI zich een realistisch beeld kan vormen over de situatie. Indien de zorgaanbieder de informatie niet of niet tijdig geeft aan ForZo/JJI, dan zal ForZo/JJI hiervoor de nodige maatregelen treffen. Voor sanctiebeleid zie hoofdstuk 2.5.
2.10.
Met ingang van 1 januari 2020 heeft de reclassering meerdere justitiabelen geplaatst bij [de V.O.F.] . [de V.O.F.] beschikt over zorgwoningen, waarin ambulante begeleiding plaatsvindt. Voor deze justitiabelen heeft [de V.O.F.] zorgkosten gedeclareerd.
2.11.
In februari 2020 is [A] voor 40 dagen in hechtenis genomen in verband met een eerdere veroordeling wegens het in bezit hebben en invoeren van vuurwerk.
2.12.
Naar aanleiding van voormelde hechtenis heeft de gemeente Enschede een bestaande (Wmo-)overeenkomst met [de V.O.F.] ontbonden.
2.13.
Op 9 juni 2020 heeft een contractmanagementgesprek plaatsgevonden tussen ForZo/JJI en [de V.O.F.] . In de notulen van dit gesprek staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Staf- en bestuurlijke turnover
De organisatie geeft aan dat dhr. [A] voornemens is om terug te treden als bestuurder en vennoot gezien zijn veroordeling voor de handel in vuurwerk. Volgens dhr. [A] ondervindt de organisatie hinder van zijn veroordeling in het contact met de gemeente. M.b.t. het wisselen van bestuur geeft Forzo aan dat dit geen gevolgen hoeft te hebben voor het contract mits er geen verdere veranderingen optreden in de dienstverlening of organisatie en het niet artikel 22.4 van Arvodi raakt. (...)
(...)
Gemaakte afspraken
Tussen Forzo en [de V.O.F.] is afgesproken dat alle zaken gerelateerd aan de contractuele verplichtingen en overige ontwikkelingen die betrekking hebben op de zorg tijdig aan zorginkoper Forzo worden gecommuniceerd. Gebleken is dat de organisatie Forzo niet heeft ingelicht over de verslechterde verstandhouding met de gemeente Enschede en de onderliggende redenen om te wisselen van bestuur. Tevens heeft de organisatie afgesproken de volgende zaken te zullen aanleveren:
  • Opleidingsplan medewerkers
  • Gespreksverslag ketenafspraken 3RO
  • Gemaakte ketenafspraken m.b.t. medisch dossier (medicatie)
  • Begeleidingsplannen (zonder herleidbare persoonsgegevens)
  • Afspraakbevestiging bestuurlijk overleg met de gemeente (graag voorzien van gegevens contactpersoon gemeente)
  • OZJT-rapport (Audit van samen14)
  • Kopie inschrijving & gegevens KvK
  • Jaarrekening 2019 met accountantscontroleuiterlijk 15 juni.
2.14.
Bij e-mail van 19 september 2020 heeft ForZo/JJI [de V.O.F.] gewezen op kritische signalen over de geleverde zorg. In deze e-mail schrijft ForZo/JJI dat zij zich zorgen maakt over de personele inzet en de wijze waarop de diensten worden geleverd.
2.15.
In een e-mail (niet voor de rechtbank zichtbaar voorzien van een datum) heeft Reclassering Nederland het volgende meegedeeld aan ForZo/JJI:

Wij horen dat Zorg en Research nog steeds meer plaatsen aan het realiseren is. Ondertussen zijn wij het afvoerputje van Nederland geworden, want zij nemen iedereen op, ook jongens met bv lvb problematiek en ernstige psychiatrische, verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Vanuit Rotterdam komen meerdere zware jongens deze kant op, zeer zorgelijk. Wanneer toezicht stopt dienen zij terug te keren naar gemeente van herkomst, want de gemeente Enschede financiert (ZenR) niet meer. Wat ZenR doet is het pamperen van cliënten. Zij worden niet voorbereid op een meer zelfstandig leven. Ze worden zelfs amper begeleid. Niet zelden bestaat de begeleiding alleen uit telefonisch contact. Telkens moeten wij als reclassering hen instrueren wat er moet gebeuren. Daar komt bij dat ze vaak een eigen plan trekken en bv bewindvoering afraden bij een cliënt die dit juist nodig heeft.
2.16.
Bij brief van 13 juli 2021 heeft ForZo/JJI aan [de V.O.F.] aangekondigd dat er een materiële controle wordt opgestart in het kader van gedeclareerde zorg over 2019. In de brief schrijft ForZo/JJI onder meer het volgende:

Enkele specifiek geïdentificeerde risico's met betrekking tot uw organisatie zijn onder meer: een beperkte personeelsbezetting in verhouding tot de gedeclareerde zorg, geen registratie van werkelijk gewerkte uren, geen toereikend rooster en/of planningssysteem, onduidelijkheid over huisvestingsmogelijkheden, onduidelijk over inzet personeelsformatie over de verschillende locaties, et cetera.
2.17.
Op 14 juli 2021 heeft opnieuw een bespreking plaatsgevonden tussen ForZo/JJI en [de V.O.F.] . Volgens de hiervan opgemaakte conceptnotulen is hierbij onder meer gesproken over meldingen van de Reclassering.
2.18.
Later in 2021 heeft ForZo/JJI een materiële controle aangekondigd voor het jaar 2020.
2.19.
In september en november 2021 heeft [de V.O.F.] wegens privéomstandigheden uitstel gevraagd voor het aanleveren van documenten ten behoeve van de materiële controle.
2.20.
Na een gesprek op 29 september 2021, heeft ForZo/JJI bij brief van 30 september 2021 aan [de V.O.F.] meegedeeld dat de Raamovereenkomst niet wordt verlengd voor het jaar 2022. In deze brief refereert ForZo/JJI aan de “
geschiedenis (onder andere de tot op heden geconstateerde tekortkomingen in 2019, zoals het ontbreken van een urenregistratie en een planningsysteem, de zeer summiere registratie van geleverde zorg, het niet voldoen aan de registratieplicht en mogelijke onrechtmatige declaraties en naar de huidige stand van zaken (onder andere het onvoldoende vertrouwen van DJI in continuïteit zorg door onder meer de vele signalen over het bestuur en de kwaliteit van zorg)”. In de brief schrijft ForZo/JJI verder dat het besluit om niet te verlengen los staat van de conclusies en bevindingen die eventueel uit de procedure van de materiële controle zullen blijken.
2.21.
ForZo/JJI heeft de raamovereenkomsten met de meeste andere zorgaanbieders wel verlengd, en wel tot 31 december 2023.
2.22.
Bij (advocaat)brieven van 13 en 20 oktober 2021 heeft [de V.O.F.] bij ForZO/JJI aangedrongen op herziening van en een nadere toelichting op de genomen beslissing. In deze brieven heeft [de V.O.F.] het standpunt ingenomen dat ForZo/JJI gehouden is om de Raamovereenkomst te verlengen, tenzij de positie van [de V.O.F.] wezenlijk anders is dan die van de andere zorgaanbieders met wie de overeenkomst wel wordt verlengd.
2.23.
Op 25 oktober 2021 hebben partijen afspraken gemaakt over de gefaseerde uitplaatsingen van de bij [de V.O.F.] geplaatste justitiabelen over een periode van zes maanden.
2.24.
Bij brief van 8 november 2021 heeft ForZO/JJI aan [de V.O.F.] met betrekking tot de genomen beslissing een nadere motivering verstrekt. In deze brief schrijft ForZo/JJI met verwijzing naar 1.8 van de Handleiding dat sprake is van een vertrouwensbreuk. Zij verwijst hierbij onder meer naar de volgende punten:
  • de hechtenis van [A] , die niet proactief is gemeld en waarvan niet is aangetoond dat deze geen risico vormde voor de bedrijfsvoering
  • de uitbreiding van het aantal justitiabelen naar 60, terwijl op 21 juli 2020 een maximum van 40 zou zijn afgesproken;
  • een verslechterde verstandhouding met de gemeente Enschede
  • herhaalde signalen van de reclassering en/of de gemeente en/of andere externe partijen over overlast of andere incidenten en opvallende zaken, waarbij beterschap wordt beloofd en niet wordt voldaan aan de informatieplicht;
  • de e-mail van 4 november 2021, waarin [de V.O.F.] schrijft dat vanwege privéomstandigheden van een bestuurder verplichtingen niet kunnen worden nagekomen.
Verder schrijft ForZo/JJI in de brief het volgende:

Uw cliënte meldt incidenten niet of laat en reageert vaak onvolledig, te laat en niet duidelijk op informatieverzoeken vanuit DJI. Dit, terwijl die informatieverzoeken eigenlijk niet eens nodig moeten zijn, omdat uw cliënte daar pro-actief dient te handelen. Door dit gebrek aan (pro-actieve) input kan DJI niet sturen en wordtniethet vertrouwen gewekt, dat sturing niet nodig zou zijn en dat kwaliteit en continuïteit van de zorg geborgd zouden zijn.
2.25.
Op 20 november 2021 is er een artikel gepubliceerd in de Tubantia. In dit artikel wordt melding gemaakt van onrust in de buurt van één van de door [de V.O.F.] gehuurde zorglocaties, een incident met een man met een mes, en de financiële handel en wandel van [de V.O.F.] . In het artikel is een reactie van [A] opgenomen.
2.26.
In een intern memo van 2 december 2021 heeft ForZo/JJI met betrekking tot de materiële controle bij [de V.O.F.] vermeld dat er gebreken zijn in (onder meer) de urenregistratie, de registratie van dagactiviteiten en in de kwalificaties van personeel. In dit memo schrijft ForZo/JJI dat [de V.O.F.] over jaren 2019 en 2020 significant uren te kort schiet om aan de urennorm te voldoen passend bij de ingediende declaratie. De memo vermeldt verder dat de bevindingen nog niet definitief zijn vastgesteld, omdat [de V.O.F.] heeft toegezegd aanvullende documentatie aan te leveren en het formele proces van hoor en wederhoor nog niet heeft plaatsgevonden.
2.27.
Bij brief van 2 december 2021 heeft ForZo/JJI [de V.O.F.] gewaarschuwd dat zij in verband met een vijftal geconstateerde nieuwe feiten en omstandigheden mogelijk alsnog overgaat tot ontbinding van de raamovereenkomst dan wel tot snellere uitfasering.
2.28.
In november 2021 waren bij [de V.O.F.] 45 justitiabelen geplaatst. Deze justitiabelen waren verdeeld over 26 zorglocaties.

3.Het geschil

3.1.
ZRE vordert, zakelijk weergegeven: ForZo/JJI te gebieden de Overeenkomst met [de V.O.F.] te verlengen, althans aan die overeenkomst uitvoering te blijven geven als ware deze verlengd, voor een duur die gelijk is aan de duur waarmee de Overeenkomst ook met de andere zorgaanbieders is verlengd, althans een in goede justitie te bepalen te bepalen voorziening, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van ForZo/JJI in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vordering legt ZRE het volgende ten grondslag.
Bij de beslissing om de raamovereenkomst te verlengen is ForZo/JJI gebonden aan het gelijkheidsbeginsel. Dit volgt onder meer uit het aanbestedingsrecht. Het stond ForZo/JJI daarom niet vrij de raamovereenkomst wel te verlengen met 163 andere zorgaanbieders en niet met [de V.O.F.] , zonder dat ForZo/JJI aantoont dat deze ongelijke behandeling gerechtvaardigd is. De door ForZo/JJI aangevoerde redenen volstaan niet, aangezien die gebaseerd zijn op onbewezen vermoedens, signalen van derden en ondergeschikte tekortkomingen die kennelijk niet voldoende waren voor ontbinding van de overeenkomst. Verder staat [de V.O.F.] open voor verbetering. Door de beslissing om de raamovereenkomst niet te verlengen en om geen nieuwe justitiabelen meer te plaatsen, lijdt [de V.O.F.] grote schade. [de V.O.F.] heeft daarom bij haar vordering een spoedeisend belang.
3.3.
De Staat concludeert tot niet-ontvankelijkheidverklaring dan wel afwijzing van het gevorderde en voert daartoe gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is in geschil of ForZo/JJI gehouden is de Raamovereenkomst met [de V.O.F.] te verlengen.
4.2.
Aangezien de beslissing om de overeenkomst niet te verlengen tot gevolg heeft dat er geen nieuwe justitiabelen meer bij [de V.O.F.] worden geplaatst en aannemelijk is dat zij daardoor schade lijdt, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. Het feit dat [de V.O.F.] op grond van 1.6 van de Raamovereenkomst aan die overeenkomst geen rechten kan ontlenen, doet niet af aan het gegeven dat er de afgelopen maanden wel steeds justitiabelen bij haar zijn geplaatst en dat het uitfaseren van de justitiabelen logischerwijs gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering (de inzet van locaties en personeel) van [de V.O.F.] . [de V.O.F.] is daarmee ontvankelijk in haar vordering.
4.3.
Anders dan ForZo/JJI heeft betoogd, is de zaak geschikt voor behandeling in kort geding. Dat volgens ForZo/JJI aan de beslissing om niet te verlengen vele factoren en onderzoeken ten grondslag liggen, maakt dat niet anders.
4.4.
Bij de inhoudelijke beoordeling staat voorop dat de Raamovereenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar en dat de overeenkomst van rechtswege eindigt op 31 december 2021, tenzij ForZo/JJI gebruik maakt van de in artikel 2.1 vermelde verlengingsoptie. Dit betekent dat de vordering van [de V.O.F.] alleen toewijsbaar is indien moet worden geoordeeld dat ForZo/JJI in redelijkheid niet kon komen tot de beslissing om de overeenkomst met [de V.O.F.] niet te verlengen. Het is hierbij in beginsel aan [de V.O.F.] om feiten of omstandigheden naar voren te brengen waaruit zou moeten volgen dat ForZo/JJI deze beslissing niet had mogen nemen.
4.5.
[de V.O.F.] heeft zich beroepen op het aanbestedingsrechtelijke gelijkheidsbeginsel. Anders dan [de V.O.F.] meent, brengt dit beginsel niet mee dat alle raamcontractanten bij de verlenging op dezelfde manier moeten worden behandeld. Op grond van dit gelijkheidsbeginsel diende ForZo/JJI met alle partijen die een geldige inschrijving hadden gedaan, een raamovereenkomst te sluiten. In de inkoopprocedure is evenwel niets opgenomen over voorwaarden waaronder ForZo/JJI gebruik zal maken van haar bevoegdheid niet tot verlenging over te gaan. Uit niets blijkt dat voor de beslissing om geen gebruik te maken van die bevoegdheid een wezenlijke tekortkoming van de betreffende contractant nodig is, zoals [de V.O.F.] ter zitting nader stelde. Dat voor een
ontbindingvan een lopende overeenkomst een tekortkoming nodig is, betekent niet – ook niet in het kader van een raamovereenkomst zoals deze – dat zo’n tekortkoming ook vereist zou zijn om te kunnen beslissen die overeenkomst na de looptijd niet te verlengen.
4.6.
Op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is ForZo/JJI wel gehouden om gelijke gevallen gelijk te behandelen. Dit betwist ForZo/JJI niet. In beginsel ligt het op de weg van [de V.O.F.] om aan te tonen dat gelijke gevallen niet gelijk zijn behandeld. Het feit dat de overeenkomsten met (veruit de meeste) andere zorgaanbieders wel zijn verlengd, betekent niet zonder meer dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Wel mag van ForZo/JJI verwacht worden dat zij het besluit om de overeenkomst niet te verlengen voorziet van een motivering. Gelet op de capaciteitsproblemen van ForZo/JJI mag hierbij worden verwacht dat ForZo/JJI niet zonder goede redenen afziet van verlenging van een raamovereenkomst, zeker waar met zoveel andere raamcontractanten de relatie wordt verlengd.
4.7.
ForZo/JJI heeft naar voren gebracht dat van totaal 181 zorgaanbieders/raamovereenkomsten, er 163 raamovereenkomsten wel zijn verlengd en 15 raamovereenkomsten niet. ForZo/JJI heeft in dit verband gesteld dat zij per zorgaanbieder is nagegaan in hoeverre er sprake was van tekortkomingen, onzorgvuldigheden of onrechtmatigheden. Met betrekking tot [de V.O.F.] heeft ForZo/JJI gesteld dat de beslissing om niet te verlengen is ingegeven door meerdere tekortkomingen en een vertrouwensbreuk. Dit betreft een opeenstapeling van bevindingen, die deels na de genomen beslissing zijn gedaan of bevestigd zijn. Hierbij gaat het onder meer om schending van par. 1.8 van de Handleiding, uitbreiding van het aantal justitiabelen en diverse zogenoemde incidenten. Daarnaast gaat het om onrechtmatigheden die zouden volgen uit de materiële controle. [de V.O.F.] heeft zich op het standpunt gesteld dat de tekortkomingen onterecht dan wel van ondergeschikt belang waren en dat de materiële controle moet worden afgewacht. Verder heeft zij gesteld dat van een vertrouwensbreuk geen sprake kan zijn. De door ForZo/JJI gegeven redenen worden hierna besproken.
4.8.
Tegenover het standpunt van ForZo/JJI dat [de V.O.F.] de tenuitvoerlegging van de hechtenis van [A] op grond van par. 1.8 van de Handleiding had moeten melden heeft [de V.O.F.] aangevoerd dat dit niet onder het bereik van die bepaling valt en dat de hechtenis van [A] niet van belang was voor de financiële positie of de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan er geen twijfel over bestaan dat [de V.O.F.] de hechtenis van [A] eerder had moeten melden dan zij heeft gedaan. De hechtenis van [A] was immers de reden voor opzegging van de (Wmo-) overeenkomst met gemeente Enschede. Vervolgens is [A] uitgetreden uit de vennootschap onder firma. De hechtenis had dus onmiskenbaar gevolgen voor de bedrijfsvoering van [de V.O.F.] . Daarnaast moest [de V.O.F.] beseffen dat hechtenis van een vennoot – zeker daar waar gewerkt wordt met cliënten die bij [de V.O.F.] onderdak vinden juist vanwege een (recent) strafrechtelijk verleden – aanleiding kan zijn voor negatieve publiciteit en/of reputatieschade voor ForZo/JJI. Of er vervolgens al dan niet een VOG is verstrekt aan [A] , is daarbij niet van belang. [de V.O.F.] had ForZo/JJI dus over die hechtenis behoren te informeren, zelfs al zou voor haar niet volstrekt duidelijk zijn geweest dat par. 1.8. van de Handleiding daartoe verplichtte.
4.9.
Het betoog van [de V.O.F.] dat zij ForZo/JJI wel tijdig heeft geïnformeerd, kan niet worden gevolgd. Uit de door [de V.O.F.] overgelegde productie volgt dat zij ForZo/JJI begin juni 2020 (in de aanloop naar het overleg van 9 juni) heeft geïnformeerd over een “bestuurswissel”, maar niet over de reden daarvoor. De opzegging van de overeenkomst door de gemeente Enschede dateerde volgens productie 17 van [de V.O.F.] al van 12 mei 2021. Ook daarover heeft [de V.O.F.] ForZo/JJI kennelijk pas tijdens het voortgangsgesprek geïnformeerd. Het feit dat een Wmo-overeenkomst voor de uitvoering van de Raamovereenkomst niet is vereist, betekent niet dat [de V.O.F.] ForZo/JJI daarover niet behoefde te informeren. In dit verband heeft ForZo/JJI onweersproken gesteld dat een dergelijke overeenkomst van belang is in verband met de continuïteit van zorg, omdat zorgaanbieders dan gebruik maken van meerdere geldstromen.
4.10.
Dat in de notulen van het voortgangsoverleg staat vermeld dat de hechtenis van [A] geen gevolgen hoefde te hebben voor de Raamovereenkomst, neemt niet weg dat dit gegeven – in samenhang met andere bezwaren – wel een reden kan zijn om niet tot verlenging van de Raamovereenkomst over te gaan.
4.11.
Met betrekking tot de aan [de V.O.F.] verweten uitbreiding van het aantal justitiabelen overweegt de voorzieningenrechter dat ForZo/JJI het bestaan van een (harde) afspraak dat [de V.O.F.] niet verder mocht uitbreiden dan tot 45 justitiabelen niet heeft onderbouwd. Daar staat tegenover dat de scholing van het personeel van [de V.O.F.] gedurende de gehele looptijd van de Raamovereenkomst een punt van zorg is geweest voor ForZo/JJI. Dit volgt onder meer uit de notulen van het voortgangsoverleg van 9 juni 2020, uit de brief van 13 juli 2021, waarin de materiële controle werd aangekondigd en uit de bevindingen van de materiële controle. De zorgen over de scholing hadden onder meer te maken met personeelsverloop en met eigen en/of ingehuurd personeel van wie de opleiding nog niet was afgerond. Deze zorgen – die [de V.O.F.] ondanks de door haar gedane toezeggingen niet heeft kunnen wegnemen – lijken zich niet goed te verdragen met de uitbreiding van het aantal justitiabelen, zonder voorafgaand overleg met ForZo/JJI.
4.12.
In de motiveringsbrief van 8 november 2021 heeft ForZo/JJI een aantal incidenten opgesomd. Deze incidenten betreffen onder meer overlast, drugsgebruik en ongeoorloofde afwezigheid van justitiabelen, concrete signalen van de Reclassering over ondermaatse zorg en zorgen van de gemeente. In de dagvaarding heeft [de V.O.F.] met betrekking tot de incidenten a tot en met q haar visie gegeven. Deze visie komt erop neer dat incidenten met justitiabelen inherent zijn aan de doelgroep en dat zij zich niet kan verweren tegen door derden (ketenpartners zoals de Reclassering en de gemeente) afgegeven signalen.
4.13.
Hiertegenover heeft ForZo/JJI onweersproken gesteld dat er bij [de V.O.F.] aanzienlijk meer incidenten zijn geweest dan bij de andere zorgaanbieders. Verder staat vast dat zorgelijke signalen vanuit de Reclassering ook al in juli 2021 met [de V.O.F.] zijn besproken. Het feit [de V.O.F.] zich niet herkent in de vermelde signalen, betekent niet dat de signalen er niet zijn. [de V.O.F.] is er in ieder geval niet in geslaagd om de zorgen op dit punt weg te nemen. Dit roept vragen op over de samenwerking tussen [de V.O.F.] en de Reclassering en over de inzet van [de V.O.F.] om incidenten te voorkomen en te melden.
4.14.
Het artikel in de Tubantia (zie 2.25) is niet goed voor de beeldvorming over ForZo/JJI en ook niet voor die over [de V.O.F.] zelf. [de V.O.F.] heeft erkend dat zij ForZo/JJI niet direct heeft geïnformeerd over het incident met de man met het mes. Hiermee miskent [de V.O.F.] het belang van ForZo/JJI om tijdig over incidenten geïnformeerd te worden en om zich zo in staat te stellen een eigen standpunt te vormen. Voorts heeft [de V.O.F.] verklaard dat zij de media niet heeft opgezocht, maar dat zij zich gedwongen zag de aantijgingen aan haar adres te weerleggen. Hiermee lijkt [de V.O.F.] te hebben gehandeld in strijd met artikel 9 van de Raamovereenkomst, waarin de regie over mediacontacten is neergelegd bij het Ministerie.
4.15.
Met betrekking tot de materiële controle heeft ForZo/JJI gesteld dat zij het vermoeden had dat de in 2019 geconstateerde gebreken in de boekhouding van [de V.O.F.] zich ook in 2020 voordeden en dat deze vermoedens in de materiële controle zijn bevestigd. Zij heeft in dit verband ter zitting verklaard dat de conclusies zich nog moeten vertalen in concrete terugvorderingen, maar dat de onrechtmatigheid van de declaraties vaststaat.
4.16.
Hoewel de bevindingen volgens het door ForZo/JJI overgelegde memo (zie 2.26) niet definitief zijn, roepen die bevindingen wel de nodige vragen op over de administratie van [de V.O.F.] . Op grond van de Raamovereenkomst en de Handleiding is [de V.O.F.] immers verplicht een deugdelijke administratie bij te houden. Uit het memo volgt dat er gebreken zijn geconstateerd in meerdere urenregistraties over het jaar 2020. Hoewel dat wel op haar weg lag, heeft [de V.O.F.] niet onderbouwd dat de bevindingen van ForZo/JJI onjuist zijn en waarom zij de ontbrekende stukken nog niet ter beschikking heeft gesteld. Uit het door [de V.O.F.] als productie 56 overgelegde overzicht kan niet worden afgeleid dat zij de dagbesteding over het gehele jaar 2020 naar behoren heeft geregistreerd. Dat [de V.O.F.] volgens haar verklaring ter zitting de afgifte van ontbrekende stukken aan het voorbereiden is, roept alleen maar meer vragen op, aangezien verwacht mag worden dat de administratie over 2020 inmiddels compleet is.
4.17.
Niet valt in te zien waarom ForZo/JJI de voorlopige bevindingen voortkomend uit de materiële controle, mede gelet op de daarbij opgetreden vertraging, niet mag laten meewegen bij haar beslissing om de Raamovereenkomst te verlengen. Nu de uitkomst door toedoen van [de V.O.F.] op zich laat wachten, kan van ForZo/JJI niet worden verwacht dat zij de Raamovereenkomst tijdelijk verlengt totdat die uitkomsten definitief zijn. Daar komt bij dat niet alleen de uitkomst van de materiële controle, maar juist ook de medewerking (of het gebrek daaraan) van [de V.O.F.] is dat – in samenhang met andere bevindingen – aan de beslissing om niet te verlengen ten grondslag is gelegd.
4.18.
Al met al is voldoende aannemelijk dat ForZo/JJI bij uitvoering van de Raamovereenkomst door [de V.O.F.] tekortkomingen, onzorgvuldigheden en onrechtmatigheden heeft geconstateerd. Dat dit bij ForZo/JJI heeft geleid tot een vertrouwensbreuk is niet onbegrijpelijk. Het feit dat [de V.O.F.] de zorgen van ForZo/JJI lijkt te willen bagatelliseren, helpt daarbij overigens niet.
4.19.
De slotsom is dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat ForZo/JJI in redelijkheid er niet toe heeft kunnen komen om de overeenkomst met [de V.O.F.] niet te verlengen. De vordering van [de V.O.F.] wordt daarom afgewezen.
4.20.
[de V.O.F.] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [de V.O.F.] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de Staat te betalen, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
5.3.
bepaalt dat [de V.O.F.] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021.
WJ