ECLI:NL:RBDHA:2021:15119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/09/597646 - FA RK 20-5428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van meerderjarige door stiefouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, [kind 1], door haar stiefouder, [Y]. Het verzoek is ingediend op 7 augustus 2020, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat [kind 1] ten tijde van de indiening van het verzoek ouder was dan 18 jaar, waardoor niet voldaan is aan de wettelijke vereiste van minderjarigheid voor adoptie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de langdurige zorg en opvoeding die verzoeker en de moeder van [kind 1] hebben geboden, en de emotionele impact van de adoptie op [kind 1]. Verzoeker heeft aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen, maar de rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van het verzoek tot adoptie geen ongeoorloofde inbreuk op het gezinsleven van verzoeker en [kind 1] met zich meebrengt, en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [kind 1] afgewezen, aangezien dit verzoek samenhangt met de adoptie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-5428
Zaaknummer: C/09/597646
Datum beschikking: 14 december 2021

Adoptie

Beschikking op het op 7 augustus 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[Y] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[kind 1] ,

het kind, hierna: [kind 1] ,
wonende te Leiden,
en

[YY]

de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van verzoeker, ingekomen op 23 oktober 2020, met bijlage;
- de brief van verzoeker, ingekomen op 26 maart 2021, met bijlage.
Op 16 november 2021 is de zaak ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank door middel van een videoverbinding behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, zijn advocaat en [kind 1] . Tevens was de moeder van [kind 1] , [X] hierna: de moeder, aanwezig.
De vader is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot:
-adoptie door verzoeker van [kind 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ;
waarbij wordt verstaan dat de geslachtsnaam van [kind 1] ‘ [geslachtsnaam Y] ’ zal komen te
luiden.

Feiten

  • Uit de moeder, [X] , is op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [kind 1] geboren. [kind 1] is door de vader erkend. [kind 1] is op dit moment 25 jaar.
  • Verzoeker heeft vanaf omstreeks 1998 met de moeder de gezamenlijke zorg en opvoeding over [kind 1] gedragen.
  • Verzoeker en de moeder zijn op [huwelijksdatum] 2000 te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd.
  • [kind 1] heeft sinds zij 11 jaar oud was geen contact meer gehad met de vader.
  • Verzoeker, de moeder en [kind 1] hebben de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Het verzoek tot adoptie
Juridisch kader Nederlandse adoptie
De rechtbank dient te beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden als bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor zover deze betrekking hebben op een stiefouderadoptie. Een van de voorwaarden is (artikel 1:228 eerste lid onder a BW) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
De rechtbank stelt vast dat [kind 1] ten tijde van het verzoek ouder dan 18 jaar was. Er is daarom niet voldaan aan voornoemd vereiste van minderjarigheid, waardoor het verzoek tot adoptie in beginsel om die reden moet worden afgewezen.
Standpunt verzoeker
Verzoeker stelt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en van bijzondere omstandigheden waardoor de voorwaarde van artikel 1:228 eerste lid onder a BW terzijde dient te worden gesteld. Verzoeker voert ten aanzien van de verschoonbare termijnoverschrijding aan dat het voornemen om een adoptie te starten bij [kind 1] altijd aanwezig is geweest, maar dat zij deze wens nooit concreet heeft durven uiten. [kind 1] is onder meer door toedoen van haar biologische vader op latere leeftijd in een depressie geraakt en zij is suïcidaal geweest. Zij is in therapie gegaan en is bezig om haar problematiek aan te pakken. Adoptie is redelijkerwijs eerder niet mogelijk geweest, omdat zij kampte met schuldgevoelens naar de familie van haar biologische vader.
Als bijzondere omstandigheden voert verzoeker de volgende omstandigheden aan.
Als eerste bijzondere omstandigheid stelt hij dat er sprake is van een zeer lange termijn van verzorging en opvoeding jegens [kind 1] . Zij hebben zich feitelijk gezien 21 jaar in alle opzichten gedragen als voorwaardig familieleden met de daarbij behorende gezinsrollen. Deze bijzondere hechte band tussen verzoeker en [kind 1] is de eerste bijzondere omstandigheid.
Ten tweede voert hij als bijzondere omstandigheid aan dat hij niet bewust was van het belang van adoptie voor [kind 1] . Hij was zich niet bewust van de diepgewortelde wens van [kind 1] om door hem te worden geadopteerd. Dit, samen met het feit dat [kind 1] vanwege haar psychische problematiek, die pas in 2018 is geopenbaard, niet eerder haar diepgewortelde wens aan verzoeker heeft kenbaar gemaakt is volgens verzoeker een tweede bijzondere omstandigheid.
Ten derde voert hij als bijzondere omstandigheid aan dat hij, nadat [kind 1] een zelfmoordpoging had ondernomen, samen met de moeder alles op alles heeft gezet om door middel van hulpverleningstrajecten [kind 1] “er weer bovenop” te krijgen. Gezien de huidige psychische gesteldheid van [kind 1] hebben zowel verzoeker en [kind 1] een zwaarwegend belang bij formalisering van de sinds jaar en dag bestaande feitelijke gezinsband. Het toewijzen van het adoptieverzoek zal bijdragen aan de mentale gezondheid van [kind 1] . Verzoeker heeft ter onderbouwing verklaringen ingebracht van GZ-psycholoog [naam 2] en een klinisch psycholoog, [naam 1] psychologie, [naam 1] .
Verzoeker wijst naar de uiteenlopende jurisprudentie op dit terrein. Ter zitting heeft [kind 1] nog aangegeven dat een afwijzing van het verzoek voor haar een mentale tegenslag zal zijn en dat het haar het gevoel geeft dat zij het niet waard zou zijn om geadopteerd te worden.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt en dat invoelbaar is dat dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor [kind 1] , verzoeker en ook de moeder. Uit het feit dat verzoeker de moeite heeft genomen om het verzoek tot adoptie in te dienen blijkt dat hij van mening is dat zij volledig behoort tot het gezin. Dit is evenwel niet de afweging die de rechtbank dient te maken. Zij dient te beoordelen of het vereiste van minderjarigheid ten tijde van de indiening van het verzoek tot adoptie terzijde kan worden geschoven.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet (zie Hoge Raad 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339).
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen (vgl. de conclusie van A-G Vlas, ECLI:NL:PHR:2013:BY5053, bij HR 25 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5063).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden en overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat verzoeker en [kind 1] een bijzonder hechte band hebben. Verzoeker heeft al meer dan 20 jaar feitelijk gezamenlijk met de moeder de zorg en opvoeding over [kind 1] gedragen. Vaststaat dat verzoeker samen met de moeder van [kind 1] vanaf omstreeks 1998 de zorg voor [kind 1] heeft gedragen. Hieruit volgt dat zij zich hebben gedragen als gezinsleden, met de daarbij behorende gezinsrollen. Een afwijzing van de adoptie verandert niets aan deze feitelijke situatie. Deze feitelijke situatie leidt evenwel niet tot het oordeel dat sprake is van een zodanige bijzondere omstandigheid die meebrengt dat er een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie kan worden gemaakt.
Als tweede bijzondere omstandigheid voert verzoeker aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat [kind 1] een diepgewortelde wens had om door hem te worden geadopteerd. Hij heeft hierbij aangegeven dat dit nooit ter sprake is gekomen en dat voor hem [kind 1] altijd onderdeel van het gezin heeft uitgemaakt. Voor hem is er geen onderscheid geweest met zijn andere kind [naam kind] . Aangezien [kind 1] hiermee nu zelf tijdens haar meerderjarigheid is gekomen, heeft verzoeker het belang voor [kind 1] en haar welzijn ingezien en alsnog het verzoek tot adoptie ingediend. De rechtbank begrijpt de motivatie van verzoeker volledig. Evenwel heeft verzoeker ruimschoots de mogelijkheid gehad om ten tijde van de minderjarigheid van [kind 1] een verzoek tot adoptie in te dienen. Het feit dat hij hierover niet eerder heeft nagedacht en dat hij niet op de hoogte was van de wens van [kind 1] , maakt niet dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die kan leiden tot afwijking van het wettelijk vereiste van minderjarigheid tijdens een verzoek tot adoptie.
De rechtbank ziet in de genoemde derde omstandigheid, de psychische klachten van [kind 1] , hoe naar deze ook zijn voor haar, eveneens geen reden om te oordelen dat sprake is van een zodanige bijzondere omstandigheid dat weigering van de adoptie een inbreuk maakt op het bestaande gezins- en familieleven van verzoeker en [kind 1] . Deze omstandigheid kan dus evenmin leiden tot het terzijde schuiven van het wettelijke minderjarigheidsvereiste.
De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van [kind 1] door verzoeker afwijzen.
Het verzoek ten aanzien van de geslachtsnaam
Nu het verzoek tot adoptie wordt afgewezen, komt de rechtbank niet meer toe aan het met de adoptie samenhangende verzoek ten aanzien van de geslachtsnaam. Ook dit verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en O.F. Bouwman, kinderrechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2021.