Uitspraak
Internationale kinderontvoering
Beschikking in het kader van het op 6 oktober 2021 ingekomen verzoek van:
[Y] ,
[X] ,
Procedure
- het F9-formulier van 10 december 2021, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 14 december 2021.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator;
- [medewerker RvdK 1] en [medewerker RvdK 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Beoordeling
NIPR2002/236 en van 23 februari 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:534). Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken is de rechtbank gebleken dat [voornaam minderjarige] in een situatie terecht is gekomen waarin hij het idee heeft dat hij moet kiezen, waartoe hij door zijn ouders op dit moment wordt gedwongen. In die situatie heeft [voornaam minderjarige] gekozen voor zijn moeder en voor een verblijf in Nederland. Bij de bijzondere curator heeft [voornaam minderjarige] met behulp van Playmobil poppetjes zijn familie neergezet. Tijdens de zitting heeft de bijzondere curator verteld dat [voornaam minderjarige] zichzelf in eerste instantie twee poppetjes had gegeven, één bij zijn moeder en één bij zijn vader. Pas nadat de bijzondere curator aangaf dat [voornaam minderjarige] maar één iemand is, heeft [voornaam minderjarige] het poppetje bij de vader weggehaald. Hieruit valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat het verzet van [voornaam minderjarige] met name is ingegeven door de situatie zoals die nu is; het liefst zou [voornaam minderjarige] bij beide ouders willen zijn. Zijn voorkeur gaat daarbij uit naar wonen in Nederland en een goede band met de vader in België. De rechtbank heeft goed naar [voornaam minderjarige] geluisterd en heeft ook gehoord dat hij heel verdrietig zou zijn als hij terug zou moeten naar België, maar verzet houdt meer in dan de wens om ergens te blijven wonen.