ECLI:NL:RBDHA:2021:14762
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige ondernemer door gebrek aan bewijs facilitator
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/2548 en AWB 21/2549, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser, geboren in 1992 en van Pakistaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige' in het kader van een start-up. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser geen gegevens heeft overgelegd van zijn facilitator, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Zowel in de aanvraag- als bezwaarfase is eiser in de gelegenheid gesteld om deze informatie te verschaffen, maar hij is hierin niet geslaagd, ook niet in de beroepsprocedure. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende tijd heeft gehad om de benodigde gegevens te overleggen en dat het overleggen van een ondernemingsplan niet voldoende is om de afwijzing te weerleggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan. Eiser heeft niet aangetoond dat hij beschikt over een betrouwbare en deskundige facilitator, wat een vereiste is voor de verlening van de verblijfsvergunning. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser niet kan worden vrijgesteld van het vereiste om bewijs te leveren van zijn facilitator. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden, nu het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.