ECLI:NL:RBDHA:2021:14743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
NL21.18132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2021 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 18 november 2021, hield in dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op de zitting op 15 december 2021 zijn partijen, met bericht van verhindering, niet verschenen.

De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat eiser op 24 november 2021 het AZC had verlaten en geregistreerd stond als 'met onbekende bestemming vertrokken'. De gemachtigde van eiser heeft op 1 december 2021 laten weten geen mededeling te doen over de verblijfplaats van eiser en geen contact meer met hem te hebben. Hieruit concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op asielrechtelijke bescherming in Nederland, waardoor hij geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18132
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.18133, op 15 december 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft laten weten dat volgens zijn registratie eiser op 24 november 2021 het AZC heeft verlaten en is geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. Eisers gemachtigde heeft op 1 december 2021 meegedeeld dat zij geen mededeling zal doen over de verblijfplaats van eiser en geen contact meer heeft met hem.
2. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn beroep. [1]
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2021 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.