ECLI:NL:RBDHA:2021:14735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
NL21.18054
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, aangeduid als MOB, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 10 november 2021, waarop eiser beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2021 behandeld, maar zowel de verweerder als de gemachtigde van eiser waren niet verschenen.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser op 16 november 2021 met onbekende bestemming was vertrokken, zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats. De gemachtigde van eiser bevestigde op 20 december 2021 dat hij geen contact meer had kunnen krijgen met eiser en dat hij geen reden had om te twijfelen aan het vertrek van eiser. Dit leidde de rechtbank tot de vraag of eiser ontvankelijk was in zijn beroep.

De rechtbank oordeelde dat, volgens vaste rechtspraak, wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren, er in beginsel van wordt uitgegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk had verzocht. Aangezien eiser geen contact had onderhouden met zijn gemachtigde, concludeerde de rechtbank dat eiser geen belang meer had bij een uitspraak op zijn beroep. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18054
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

ProcesverloopBij besluit van 10 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2021 op zitting behandeld. Verweerder en de gemachtigde van eiser zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op 17 december 2021 heeft verweerder meegedeeld dat eiser op 16 november 2021 met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan hem te laten
weten waar hij verblijft. In reactie op dat bericht heeft de gemachtigde van eiser op 20 december 2021 laten weten dat hij sinds enige tijd geen contact meer heeft kunnen krijgen met eiser en dat hij geen reden heeft om te twijfelen aan het bericht van verweerder dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De rechtbank ziet zich daarmee ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser ontvankelijk is in het beroep.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2019:579) volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Gelet op het bericht van de gemachtigde van eiser van 20 december 2021 doet die situatie zich niet voor.
4. De rechtbank concludeert daarom dat eiser geen belang meer heeft bij een
uitspraak op het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.