ECLI:NL:RBDHA:2021:14721
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag militair invaliditeitspensioen wegens gebrek aan objectieve medische onderbouwing
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een gewezen dienstplichtig militair, en de minister van Defensie over de afwijzing van zijn aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen (mip). Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van lichamelijke klachten die hij toeschrijft aan zijn uitzending naar voormalig Joegoslavië in 1993-1994. De minister van Defensie had de aanvraag afgewezen, omdat er volgens de beschikbare medische rapporten geen ziekte of gebrek kon worden geobjectiveerd. Eiser stelde dat de minister onzorgvuldig onderzoek had gedaan naar de oorzaak van zijn klachten, die hij beschrijft als een 'greppelvoet' of 'loopgraafvoet'. Hij verwees naar een rapport van een dermatoloog dat zijn klachten onderbouwde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluitvorming adequaat had gereageerd op de standpunten van eiser. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de orthopedisch chirurg en de verzekeringsarts voldoende bewijs boden om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. Eiser had geen contra-expertise ingediend om de conclusies van de minister te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de minister ten onrechte had gesteld dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de klachten van eiser. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in procedures rondom aanvragen voor een militair invaliditeitspensioen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.