ECLI:NL:RBDHA:2021:14721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
21/915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag militair invaliditeitspensioen wegens gebrek aan objectieve medische onderbouwing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een gewezen dienstplichtig militair, en de minister van Defensie over de afwijzing van zijn aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen (mip). Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van lichamelijke klachten die hij toeschrijft aan zijn uitzending naar voormalig Joegoslavië in 1993-1994. De minister van Defensie had de aanvraag afgewezen, omdat er volgens de beschikbare medische rapporten geen ziekte of gebrek kon worden geobjectiveerd. Eiser stelde dat de minister onzorgvuldig onderzoek had gedaan naar de oorzaak van zijn klachten, die hij beschrijft als een 'greppelvoet' of 'loopgraafvoet'. Hij verwees naar een rapport van een dermatoloog dat zijn klachten onderbouwde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluitvorming adequaat had gereageerd op de standpunten van eiser. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de orthopedisch chirurg en de verzekeringsarts voldoende bewijs boden om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. Eiser had geen contra-expertise ingediend om de conclusies van de minister te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de minister ten onrechte had gesteld dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de klachten van eiser. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in procedures rondom aanvragen voor een militair invaliditeitspensioen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.A.L. Knoben).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2018 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een militair invaliditeitspensioen (hierna: mip) afgewezen.
Bij besluit van 5 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, gewezen dienstplichtig militair, heeft met de onderhavige aanvraag van
15 mei 2017 voor de tweede [1] keer een mip aangevraagd voor medische klachten, die hij aan zijn uitzending naar voormalig Joegoslavië (Bosnië) in 1993-1994 toeschrijft.
Verweerder heeft de lichamelijke klachten van eiser – een vermeende aandoening aan de voeten (klachten van zweetvoeten) – niet in beschouwing genomen in de beoordeling, omdat uit het rapport van verzekeringskundig onderzoek (hierna: VGO) van 27 maart 2018 blijkt dat ten aanzien van deze klachten geen sprake is van een ziekte of een gebrek.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak van de aandoening, een zogeheten ‘greppelvoet’ of ‘geulvoet’ ook wel bekend als ‘immersievoet’ of ‘loopgraafvoet’. Deze aandoening houdt volgens eiser direct verband met de uitzending, zodat een mip aan hem moet worden toegekend. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar het rapport van 19 juni 2020 van dr. K. Klaassen, dermatoloog, dat eiser in bezwaar heeft overgelegd.
3. Verweerder verwijst in zijn verweerschrift naar het rapport van 23 maart 2020 van de in bezwaar verrichtte orthopedische expertise door orthopedisch chirurg Klingma, waaruit blijkt dat er geen afwijkingen gevonden zijn aan de voeten van eiser, er geen objectieve restverschijnselen van bevriezing zijn (welke wel aan de orde zijn bij de zogenaamde greppelvoeten) en dat de gepresenteerde klachten atypisch zijn. De bevindingen van de dermatoloog komen hiermee overeen. Door de gemachtigde van eiser is een contra-expertise aangekondigd, maar deze heeft nimmer plaatsgevonden, althans zijn de resultaten daarvan niet ingebracht in de procedure. Tegen die achtergrond is verweerder van mening dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep zijn in bezwaar ingenomen standpunten heeft herhaald. Verweerder heeft op de standpunten van eiser in de besluitvorming gemotiveerd gereageerd, en eiser heeft met het herhalen van de bezwaargronden in beroep niet inzichtelijk gemaakt waarom deze motivering niet juist is. Eiser heeft de conclusies in het expertiserapport van de orthopeed en de reactie van de verzekeringsarts Koperberg op het rapport van de dermatoloog, niet met enig bewijsstuk weerlegd.
Gezien het vorenstaande is er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van de voornoemde lichamelijke klachten geen ziekte of gebrek kan worden geobjectiveerd. Deze klachten zijn daarom terecht niet in beschouwing genomen in de beoordeling van de mip-aanvraag.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De afwijzing van de eerste mip-aanvraag van eiser staat in rechte vast met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3837 (http://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:CRVB:2014:3837).