ECLI:NL:CRVB:2014:3837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Weigering van een militair invaliditeitspensioen na uitzending naar Bosnië en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een militair invaliditeitspensioen (MIP) aan appellant, die als militair was uitgezonden naar Bosnië. Appellant had in 2008 verzocht om een MIP, stellende dat hij ernstige psychische klachten ondervond als gevolg van zijn uitzending. De minister van Defensie had dit verzoek afgewezen, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de klachten en de militaire dienst. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in 1993-1994 als militair naar Bosnië was uitgezonden en dat hij in 2008 een verzoek om MIP had ingediend. De minister had het verzoek afgewezen op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, waaruit bleek dat de psychische klachten van appellant niet in verband stonden met zijn militaire dienst. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de minister niet voldoende had aangetoond dat het injectie-incident, dat appellant had meegemaakt tijdens zijn uitzending, niet had plaatsgevonden. Dit incident, dat appellant in verband bracht met zijn psychische klachten, werd door de Raad als aannemelijk beschouwd.
De Raad heeft de deskundige H.S.R. Witte benoemd om appellant te onderzoeken, waarbij het injectie-incident als uitgangspunt werd genomen. Witte concludeerde dat appellant leed aan een paniekstoornis en dat de psychische klachten waren verergerd door het incident. De Raad oordeelde dat de minister niet had voldaan aan zijn documentatieplicht en dat het ontbreken van medische gegevens niet voor rekening van appellant kon komen. Uiteindelijk heeft de Raad de weigering van de MIP bevestigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit van de minister in stand gelaten, en de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant.