Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1994 en de Somalische nationaliteit te bezitten.
2. Op 15 oktober 2011 heeft de moeder van eiser, [Naam 2], ten behoeve van eiser een aanvraag tot afgifte van een mvv met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis’ ingediend.1 Op 16 juli 2012 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 13 februari 2013 heeft verweerder het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is op 18 maart 2013 ingetrokken.
3. Op 1 maart 2013 heeft de moeder van eiser een opvolgende mvv-aanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 16 april 2013 afgewezen. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1. Machtiging tot voorlopig verblijf.
4. Op 8 november 2013 heeft de moeder van eiser opnieuw een opvolgende mvv- aanvraag ten behoeve van eiser ingediend. Bij besluit van 17 februari 2014 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar is bij besluit van 17 april 2014 ongegrond verklaard. Dit besluit is vernietigd bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2014.2 Vervolgens heeft verweerder de mvv-aanvraag ingewilligd en bij besluit van 19 augustus 2015 is aan eiser een asielvergunning verleend.
5. Op 10 januari 2019 heeft verweerder aan eiser een voornemen tot intrekking van zijn asielvergunning verzonden. Eiser was naar [plaatsnaam] (Somalië) gereisd, omdat zijn echtgenote en kind daar wonen en hij zijn gezin wilde bezoeken. Hij had echter bij de onder 4 genoemde mvv-aanvraag verklaard dat hij ongehuwd was en geen relatie had. Aangezien eiser onjuiste informatie had verstrekt over zijn burgerlijke staat en hem de betreffende asielvergunning niet was verstrekt indien deze informatie bekend was geweest, heeft verweerder op 2 mei 2019 eisers asielvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken tot 9 augustus 2015.3 Hier heeft eiser geen rechtsmiddelen tegen aangewend. Het besluit van 2 mei 2019 staat daardoor in rechte vast.
6. Op 13 maart 2020 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Somalië gediscrimineerd werd, omdat hij tot de [naam 3] stam behoort. Daarnaast is hij na zijn terugkeer naar Somalië in 2017 een doelwit geworden van [groepering], aangezien hij uit Europa komt en op een lijst staat. Tot slot vreest eiser voor de familie van zijn vrouw. Zijn schoonfamilie is van een andere stam afkomstig en zij waren tegen het huwelijk tussen eiser en zijn vrouw. Eiser vreest dat zijn schoonfamilie ervoor zal zorgen dat hij in de gevangenis belandt of dat zij hem zullen bedreigen met de dood, dan wel vermoorden.
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Discriminatie vanwege behoren tot [naam 3] stam;
- Persoonlijk doelwit [groepering];
- Problemen met schoonfamilie.
8. Verweerder stelt voorop dat aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen op voorhand afbreuk wordt gedaan. Eiser heeft eerder een asielvergunning gehad, maar deze is ingetrokken vanwege het verstrekken van onjuiste informatie en het feit dat hij na verlening van die asielvergunning is teruggereisd naar zijn land van herkomst. Verder heeft verweerder uitsluitend het eerste relevante element geloofwaardig geacht. Over de discriminatie vanwege het behoren tot de [naam 3] stam stelt verweerder dat niet is gebleken dat de [naam 3] een minderheidsgroep is of dat eiser bij terugkeer vanwege discriminatie zo ernstig zal worden beperkt in zijn bestaansmogelijkheid dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Ten aanzien van de problemen met [groepering] heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit landeninformatie blijkt dat de aanslagen van [groepering] niet specifiek op burgers zijn gericht.4 Eiser is tijdens zijn verblijf in Somalië ook niet in aanraking gekomen met leden van [groepering]. Het is dan ook niet
4 Algemeen Ambtsbericht Somalië 2020, p. 17.
aannemelijk dat eiser persoonlijk een doelwit zou zijn van [groepering]. Tot slot zijn de problemen met de schoonfamilie niet geloofwaardig geacht, nu eiser bij zijn terugkeer geen concrete problemen met hen heeft ondervonden. Hij heeft zijn schoonfamilie ook nog nooit ontmoet. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
9. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser meent dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat minderheidsgroepen in Somalië te maken krijgen met sociale onzekerheid, seksueel geweld en discriminatie. Nu eiser als kind uit Somalië is gevlucht, is hij zelf niet met ernstige discriminatie geconfronteerd. Bij terugkeer naar Somalië als volwassene zal dit wel gebeuren. Eiser heeft ook geen netwerk waar hij op terug kan vallen en hij kan de bescherming van een stam niet inroepen. Eiser voert verder aan dat hij als verwesterde jongeman in de negatieve belangstelling van [groepering] staat. [groepering] beschouwt verwesterde mensen uit de diaspora als afvalligen. Eiser verbleef tijdens zijn terugkeer in een hotel waarvan een groot deel van de gasten uit teruggekeerde personen uit de diaspora en buitenlanders bestond. [groepering] had het daarom op dit hotel gemunt en zij hebben de hotellijst met gasten – waar eisers naam dus ook op stond – in handen gekregen. Tot slot stelt eiser terecht te vrezen voor zijn schoonfamilie. Eiser heeft als lid van een Somalische minderheid een meisje van één van de hoofdclans in Somalië bezwangerd. De schoonfamilie heeft eiser toen op zijn verplichtingen als echtgenoot gewezen, maar omdat eiser hiermee in gebreke is gebleven, is dit bij de schoonfamilie niet in goede aarde gevallen.
De rechtbank overweegt als volgt.
10. Verweerder is niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Verweerder heeft in het voornemen en in het bestreden besluit uitvoerig gemotiveerd waarom hij dat relaas ongeloofwaardig vindt. Daarbij heeft verweerder allereerst kunnen wijzen op de omstandigheid dat eiser bij zijn eerdere aanvraag onjuiste informatie heeft overgelegd. Daarbij komt ook de omstandigheid dat hij na verlening van de eerdere asielvergunning nog is teruggereisd naar Somalië. Dit doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Vervolgens heeft verweerder bij zijn beoordeling betrokken dat eiser zelf heeft verklaard in het verleden nooit met (ernstige) discriminatie in verband met het behoren tot de [naam 3] stam te maken hebben gehad.5 Ook bij zijn terugkeer in 2017 als volwassen man heeft hij geen last gehad van dergelijke discriminatie.6 Verweerder heeft over het persoonlijk doelwit zijn van [groepering] opgemerkt dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden waardoor hij onder de aandacht is gekomen van [groepering]. Zo heeft eiser verklaard dat hij op de gastenlijst van het hotel stond en dat die via het hotelpersoneel in handen van [groepering] is gekomen.7 Eiser heeft echter ook verklaard dat zijn schoonfamilie zijn naam heeft doorgegeven aan [groepering].8 Deze tegenstrijdigheid doet eveneens afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. Verder blijkt uit landeninformatie niet dat [groepering] het voorzien heeft op (specifieke) burgers. Ook overigens is niet gebleken dat specifiek eiser een doelwit zou zijn van [groepering]. Daarbij heeft verweerder betrokken dat eiser in zijn gehele tijd in Somalië niet in aanraking is gekomen met [groepering]. Tot slot heeft verweerder met betrekking tot
5 Rapport nader gehoor, p. 18.
6 Rapport nader gehoor, p. 7.
7 Rapport nader gehoor, p. 8 en 16.
8 Rapport nader gehoor, p. 8.
de problemen met de schoonfamilie kunnen wijzen op het Algemeen Ambtsbericht Somalië van mei 2005 waaruit volgt dat huwelijken van Somali met leden van minderheidsgroepen traditioneel weliswaar niet zijn toegestaan, maar dat deze huwelijken in de praktijk wel voorkomen. Verder blijkt uit de verklaringen van eiser dat hij persoonlijk geen problemen heeft ondervonden van zijn schoonouders. Hij heeft ze zelfs nog nooit ontmoet.
11. Wat eiser daar in beroep tegen in heeft gebracht, kan niet slagen. Zo heeft verweerder in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat eiser ook in beroep niet met (verifieerbare) bronnen heeft onderbouwd dat [naam 3] een minderheidsgroep is. Verweerder heeft verder kunnen concluderen dat de enkele stelling dat eiser als minderjarige geen discriminatie heeft meegemaakt, geen onderbouwing is van het standpunt dat eiser bij terugkeer als volwassene nu wel discriminatie zal ervaren. Wat betreft de problemen met [groepering] heeft verweerder terecht opgemerkt dat de overwegingen over de gestelde persoonlijke dreiging van [groepering] niet inhoudelijk zijn bestreden. Ook de tegenstrijdige verklaringen zijn door eiser niet weersproken. Voor zover eiser veranderd zou zijn, mag verweerder van eiser verwachten dat eiser zich bij terugkeer aan lokale gebruiken aanpast. Tot slot heeft verweerder benadrukt dat eisers gestelde problemen met zijn schoonfamilie gebaseerd zijn op niet onderbouwde vermoedens. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat het bestreden besluit op onvoldoende of onjuiste motivering is gebaseerd.
12. Gelet op het voorgaande is de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.