ECLI:NL:RBDHA:2021:14332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
NL21.16978
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van een asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Libische vrouw, had op 25 september 2020 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres vreesde voor haar veiligheid in Libië, vooral vanwege haar huwelijk met een man die opposant was van het Khaddafi-regime. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris ten onrechte de aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade liep bij terugkeer naar Libië. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtsgevolgen van de afwijzing niet in stand werden gelaten. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16978

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 11 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.16979, op 1 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Libische nationaliteit. Op 25 september 2020 heeft zij asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest slachtoffer te worden van de algehele onveilige situatie in Libië. Daarnaast kon zij hierdoor niet de juiste zorg aan haar kinderen bieden. Eiseres vreest extra gevaar te lopen omdat zij gehuwd is met een man die opposant is van het voormalige Khaddafi-regime.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft ook geloofwaardig geacht dat eiseres is gehuwd met een man met thans de Nederlandse nationaliteit, die opposant is van het voormalige Khaddafi-regime. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] . Daarnaast heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar persoonlijke situatie bij uitzetting naar Libië een reëel risico loopt op ernstige schade. Op basis van het algemeen ambtsbericht over Libië van 8 juni 2020 [3] is geconcludeerd dat in Libië geen sprake is van een situatie in de zin van artikel 15c van de Definitierichtlijn [4] . Ook is niet gebleken dat de echtgenoot vanwege zijn verleden als opposant in de negatieve belangstelling staat aangezien hij tot en met 2019 nog regelmatig in Libië heeft verbleven en niet is gebleken van concrete problemen voor eiseres en haar man. Verweerder heeft voorts geconcludeerd dat eiseres, ondanks dat haar kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben, terug kan keren naar Libië. De kinderen zijn nog jong en hebben tot aan het vertrek naar Nederland altijd in Libië gewoond. Zij komt derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM [5] omdat er geen belemmeringen bestaan om het gezinsleven in Libië uit te oefenen. De aanvraag is als kennelijk ongegrond afgewezen omdat eiseres op onrechtmatige wijze Nederland binnen is gekomen en zij zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk asiel heeft aangevraagd in Nederland. Aan eiseres is een termijn voor vrijwillig vertrek onthouden en haar is een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar Libië wel degelijk te vrezen heeft. Zij zal na haar afwezigheid van meer dan twee jaar bij terugkeer in Libië in de verhoogde belangstelling staan van criminele groeperingen. In Libië is daarnaast sprake van een situatie als bedoel in artikel 15c van de Definitierichtlijn. Eiseres heeft inzichtelijk gemaakt dat er sprake is van willekeurig geweld en dat zij vanwege haar persoonlijke omstandigheden een verhoogd risico loopt. Uit onder meer het arrest van het HvJEU [6] van 17 februari 2009, Elgafaji tegen Nederland [7] volgt dat artikel 15c van de Definitierichtlijn geen vastomlijnd begrip is. Eiseres heeft daarom ook verzocht om het antwoord op de prejudiciële vragen zoals gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem op 19 oktober 2020 [8] af te wachten omdat de vragen toe zien op de interpretatie van artikel 15c van de Definitierichtlijn. [9] Eiseres stelt tot slot dat haar asielaanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Als echtgenote van een Nederlander is zij conform Richtlijn 2004/38/EG op rechtmatige wijze Nederland binnengekomen en heeft zij haar verblijf voorafgaand aan haar asielaanvraag op rechtmatige wijze verlengd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank zal eerst in gaan op de beroepsgrond van eiseres dat haar asielaanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw en dat daarom ook ten onrechte aan haar een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de asielaanvraag van eiseres ten onrechte op deze wijze is afgedaan en dat dientengevolge aan haar ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. Verweerder heeft verzocht om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [10] dan wel de rechtsgevolgen in stand te laten met toepassing van artikel 8:72 van de Awb. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2999) volgt dat de vernietiging van de afdoening van een asielaanvraag als kennelijk ongegrond tot gevolg heeft dat het gehele besluit wordt vernietigd. Met het in stand laten van de rechtsgevolgen zouden overigens ook het inreisverbod en het onthouden van de vertrektermijn niet komen te vervallen. Het beroep is gegrond en gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Slotsom
6. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 5 is overwogen geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en 30b, eerste lid, aanhef en onder h Vw.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Het Algemeen ambtsbericht Libië van 8 juni 2020 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
4.Richtlijn 2011/95/EU.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie.
7.ECLI:EU:C:2009:94.
10.Algemene wet bestuursrecht.