Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 januari 2020;
- de e-mail van de gemeente van 3 april 2020, met bijlagen;
- het conceptdeskundigenrapport van 14 juli 2020;
- de e-mail van [gedaagden 2,3,4] van 30 september 2020;
- de brief van de gemeente van 29 september 2020, met bijlagen;
- het definitieve deskundigenrapport van 16 december 2020;
- de e-mail van de gemeente van 3 februari 2021;
- de e-mail van de deskundigen van 19 februari 2021;
- het proces-verbaal van de digitale regiezitting van 30 maart 2021;
- de beschikking van 14 juni 2021 waarbij pleidooi is bepaald op 8 oktober 2021;
- de e-mail van de gemeente van 23 september 2021;
- de kostenopgave van de deskundigen van 30 september 2021;
- de e-mail van de deskundigen van 5 oktober 2021;
- het proces-verbaal van de op 8 oktober 2021 gehouden zitting.
2.De verdere beoordeling
- een bedrag van € 7.123,20 voor [gedaagde 2] (voor 6/25e deel van € 29.680);
- een bedrag van € 269,80 in totaal voor de heer [gedaagde 3] en mevrouw [gedaagde 4] (voor ieder 1/200e deel van € 29.680)
met inachtneming van de uitkomsten van zowel de comparatieve als residuele benaderingswijze en overigens mede op basis van op ervaring gebaseerde intuïtie’ aanleiding gezien om in afwijking van hun eerdere adviezen de complexwaarde te schatten op een waarde van € 37,50 per vierkante meter en hun advies over de schadeloosstelling aangepast naar € 13.912,50 op basis van die waarde. De brief van deskundigen volgde op een e-mail van 3 februari 2021 [2] van de gemeente aan deskundigen. In dit e-mailbericht heeft de gemeente aandacht gevraagd voor de gevolgen van de bijstelling van de schadeloosstelling in de adviezen van deskundigen in andere, samenhangende onteigeningsprocedures, en de gevolgen daarvan voor de (gelijkluidende) residuele berekening in deze zaak.