Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 29 januari 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er onregelmatigheden waren opgetreden met betrekking tot zijn recht op rechtsbijstand tijdens de ophouding, omdat er geen fysieke bespreking had plaatsgevonden met zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende juridische bijstand had gekregen, aangezien hij telefonisch contact had kunnen hebben met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser in zijn belangen was geschaad.
Daarnaast betwistte eiser de gronden voor de bewaring, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had onderbouwd dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de zware gronden voor de bewaring, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan de overdracht aan Italië, voldoende waren gemotiveerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 februari 2021.