ECLI:NL:RBDHA:2021:14057

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke straf aan een ambtenaar wegens onjuist voorbeeldgedrag in whatsappgesprekken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de korpschef van politie, verweerder. Eiser, werkzaam als seniormedewerker algemene politiezorg, kreeg een voorwaardelijke straf opgelegd van plaatsing in een salarisschaal met een lager maximumsalaris, vanwege onjuist voorbeeldgedrag in whatsappgesprekken. De straf werd voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar, na een herziening van een eerder besluit dat een proeftijd van drie jaar had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat eiser zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim door niet corrigerend op te treden tegen ongepaste uitlatingen in een besloten whatsappgroep, waarin geweld tegen verdachten werd verheerlijkt. Eiser voerde aan dat de opgelegde straf niet evenredig was aan zijn gedrag en dat er geen sprake was van ernstig plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde echter dat de straf passend was, gezien de rol van eiser als senior en het voorbeeldgedrag dat van hem verwacht werd. De rechtbank verwierp ook het argument dat de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (Agfa) om advies had moeten worden gevraagd, en concludeerde dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1516

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C. Pol),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Buizer).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de straf opgelegd van plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt, zoals vermeld in artikel 77, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De straf is eiser voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaar na datum van het besluit.
Bij besluit van 7 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder in bezwaar het primaire besluit herroepen en daarbij de duur van de proeftijd bepaald op twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2021.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Buizer, [A] en
mr. drs. [B] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser is sinds 1 februari 2000 in dienst bij verweerder, laatstelijk in de functie van seniormedewerker algemene politiezorg in de rang van brigadier verbonden aan bureau Hoefkade van de eenheid Den Haag.
1.2.
Naar aanleiding van meldingen is op 8 januari 2019 een oriënterend onderzoek ingesteld naar vermoedens van ongewenste gedragingen van medewerkers van bureau Hoefkade. Naar aanleiding daarvan is onder andere ten aanzien van eiser een disciplinair onderzoek ingesteld naar zijn rol bij mogelijke integriteitsschendingen. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) en is gesloten op 1 augustus 2019. Tegen eiser zijn geen ordemaatregelen genomen.
1.3.
Bij besluit van 19 september 2019 is eiser tijdelijk tewerkgesteld in Gouda. Hier is aan eiser in september 2019 een Operationeel Expert (OE) stage aangeboden.
1.4.
Op 29 november 2019 heeft de juridisch adviseur disciplinaire zaken advies uitgebracht naar aanleiding van het onderzoek genoemd bij 1.2. Hierin wordt onder andere ten aanzien van eiser geadviseerd dat sprake is van plichtsverzuim.
1.5.
Verweerder heeft op 2 december 2019 het voornemen geuit om aan eiser de straf op te leggen van plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt (onvoorwaardelijk).
1.6.
In het primaire besluit heeft verweerder deze straf voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaar. Daarbij is van belang geacht dat de in september 2019 aangeboden OE-stage bij eiser verwachtingen heeft gewekt. Daarnaast is eisers OE-stage per direct beëindigd.
2. Verweerder heeft de straf aan eiser opgelegd omdat eiser als senior onjuist voorbeeldgedrag heeft vertoond in whatsappgesprekken door:
- het plaatsen van de berichten "die heeft een pak slaag gehad, 2 x smiley" en "enkel helemaal zwart bovenbeen ook" en "nieuwe wapenstok versus knie en enkel” in de groepsapp C X E op 14 oktober 2018 in reactie op eerdere berichten waarin verheerlijkend wordt gesproken over het toegepaste geweld jegens een verdachte;
- het hiermee verheerlijken van geweld tegen de verdachte in het gesprek van 14 oktober 2018 in de groepsapp C X E door te laten blijken dat hij het ontstane letsel mooi vindt;
- het plaatsen van de eerste ongepaste reactie "klopt, gezakt op aanhoudingsvuur" op het bericht dat een IBT-docent zich door het hoofd had geschoten, waardoor de toon werd gezet voor verdere ongepaste reacties van teamleden.
Daarnaast is de straf opgelegd vanwege het als senior niet corrigerend optreden bij normafwijkend gedrag in app-groepen bestaande uit:
- het niet corrigeren van uitlatingen van de leden van de C- en E-ploeg in de groepsapp C X E waardoor op ongepaste wijze is gesproken over verdachten, burgers en collega's, zoals beschreven op de pagina’s 10 tot en met 13 van het advies van 29 november 2019 van de juridisch adviseur disciplinaire zaken;
- het niet corrigeren van het belachelijk maken van collega-senior [C] met de door deze eerder gemaakt corrigerende opmerking "Vind dit echt niet kunnen. Echt kinderachtig", hier zelfs actief in deel te nemen en het initiatief in te nemen waardoor het gezag van deze senior wordt ondermijnd.
Wat vindt eiser?
3 Eiser voert aan dat verweerder verzuimd heeft tegengeluid te bieden aan of nuances aan te brengen in de vele onjuiste mediaberichten over het onderzoek naar de vermoedens van ongewenste gedragingen op bureau Hoefkade. Eiser vindt primair dat geen sprake is van ernstig plichtsverzuim en subsidiair dat de opgelegde straf niet evenredig is aan de ernst en aard van het plichtsverzuim. Er zijn voorbeelden van ernstigere gedragingen waar een lagere sanctie is gegeven. De door verweerder gegeven verklaring, dat eiser een soort ‘senior plus’ is, snijdt geen hout. Deze status is niet omschreven en is verzonnen door verweerder.
Dat eiser een actieve bijdrage leverde aan de gesprekken zou niet moeten uitmaken voor het verwijt dat hij niet corrigerend optrad. Daarnaast wordt het niet corrigeren bij andere (senior-)collega’s niet als plichtsverzuim bestempeld.
Tot slot had verweerder ingevolge artikel 80 van het Barp advies in moeten winnen bij de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (hierna: Agfa), aangezien het gaat om gedachten en gevoelens die eiser heeft geuit op de groepsapp en daarmee om de vrijheid van meningsuiting.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder blijft bij het bestreden besluit. Daarnaast licht hij toe dat er wel degelijk communicatie is geweest vanuit de politie naar aanleiding van het onderzoek en de berichtgeving in de media. Het is vervolgens alleen niet aan verweerder om te kiezen wat de media publiceren. Vervolgens legt verweerder uit dat alle door eiser genoemde gelijke gevallen afwijken van eisers casus. Verweerder acht de aan eiser opgelegde voorwaardelijke straf in eisers situatie juist zeer passend. Ten aanzien van de beroepsgrond over de positie van eiser stelt verweerder zich op het standpunt dat deze positie duidelijk wordt uit diverse verklaringen, afgelegd tijdens het onderzoek. Dat maakt juist dat eiser een positieve rol had kunnen spelen ten aanzien van de cultuur. Nu heeft eiser eigenlijk ingestemd met het laakbare gedrag. Van de andere senioren is niemand bestraft, wel is een waarschuwing gegeven, maar bij deze andere senioren was ook niet duidelijk of ze de berichten wel hebben gelezen. Tot slot is verweerder van mening dat eiser te laat is met het aanvoeren van de grond over het Agfa advies. Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat het eiser wordt tegengeworpen dat hij onjuist voorbeeldgedrag heeft getoond en niet corrigerend is opgetreden tegen ongepaste berichten. Verweerder ziet in de berichten van eiser niet een uiting van een mening of gevoel maar van ongewenst en fout (voorbeeld)gedrag. Ook van belang is dat het een besloten appgroep was met kleine groep deelnemers. Daarom was een Agfa advies niet nodig. Subsidiair verzoekt verweerder, wanneer de rechtbank van oordeel is dat het Agfa om advies gevraagd had moeten worden, hem bij tussenuitspraak in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
Wat zijn de regels?
5. De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is sprake van plichtsverzuim?
6.1.
Eiser stelt primair dat geen sprake is van plichtsverzuim.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit, door verwijzing naar het advies, evenals in het primaire besluit uitgebreid heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser geplaatste whatsappberichten heeft aangemerkt als verwijtbaar onjuist voorbeeldgedrag en ernstig plichtsverzuim. Deze uitleg komt er op neer dat de uitlatingen, gelet op de context waarin zij zijn gedaan, niet zijn aan te merken als loutere constateringen, maar als respectloos en verheerlijking van geweld. Voorts is de uitlating "Vind dit echt niet kunnen. Echt kinderachtig", gelet op de context wel degelijk aan te merken als het niet serieus nemen van een senior-collega. Als senior mocht van eiser verwacht worden dat hij tegen deze ongepaste berichten over verdachten, burgers en collega's corrigerend had opgetreden.
De rechtbank is het met de motivering van verweerder eens. Dat eiser niet de intentie had om geweld te verheerlijken of een senior collega belachelijk te maken blijkt niet uit de gebruikte teksten. De rechtbank is het ook met verweerder eens dat het eiser verweten plichtsverzuim de kern van de politietaak raakt, namelijk de uitoefening van het geweldsmonopolie, en in zoverre ernstiger plichtsverzuim is dan het door eiser ter zitting genoemde voorbeeld van bijvoorbeeld het in whatsappgroepen onder collega’s delen van pornografische beelden. Juist als het gaat om de vraag of bepaald gebruik van geweld geoorloofd is, vervult een senior in zijn reactie daarop en met zijn houding een voorbeeldfunctie. Reacties als die van eiser kunnen dan ook doorwerken in de wijze waarop collega’s die naar hem opkijken hun taak zien en uitoefenen.
6.2.
In zijn beroepschrift heeft eiser voor de betwisting van het plichtsverzuim verwezen naar het bezwaarschrift. Eerst op de zitting bij de rechtbank heeft eiser redenen aangevoerd waarom volgens hem niet van hem verwacht kon worden dat hij corrigerend zou opgetreden tegen de uitlatingen in de whatsappgesprekken beschreven op de pagina’s 10 tot en met 13 van het advies van 29 november 2019 van de juridisch adviseur disciplinaire zaken. De rechtbank is van oordeel dat het eerst ter zitting aanvoeren van deze beroepsgronden in strijd is met de goede procesorde, omdat verweerder, zoals hij ter zitting ook heeft aangegeven, zich niet heeft kunnen voorbereiden om daarop te reageren. Niet is gebleken dat eiser deze beroepsgronden niet eerder had kunnen aanvoeren. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
6.3.
De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser uit het onderzoek naar voren komt als een senior die binnen bureau Hoefkade bijzonder aanzien genoot. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder hier rekening mee houden [1] . Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht een onderscheid heeft gemaakt tussen de senioren die deelnamen aan de bewuste whatsappgesprekken en de senioren die dat niet deden. Het is niet zeker dat de senioren, die niet deelnamen, de bewuste gesprekken hebben gezien en gelezen. Zij hielden zich in ieder geval afzijdig, terwijl eiser door zijn actieve deelname in feite instemde met het gedrag dat een goed politieambtenaar behoort na te laten.
Is de opgelegde straf evenredig?
6.4.
Eiser stelt dat bij de strafmaat ten onrechte geen rekening gehouden is met het feit dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het onderzoek is op basis van de melding van
– uiteindelijk – één collega gestart en aan die collega is disciplinair ontslag verleend wegens niet integer gedrag. Daardoor heeft het onderzoek volgens eiser een eenzijdige insteek gekregen. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van onzorgvuldig onderzoek. De disciplinaire straf is gebaseerd op deugdelijk vastgestelde feiten. Eiser heeft niet betwist dat de whatsappberichten zijn gedeeld en dat deze berichten niet acceptabel zijn voor een senior als eiser en dat eiser niet corrigerend heeft opgetreden tegen deze berichten terwijl hij dat wel had moeten doen. Wat er ook zij van de redenen waarom het onderzoek is gestart, niet gebleken is dat dit voor eiser een nadeel heeft betekend dat moet worden meegewogen in de strafmaat.
6.5.
De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat de door hem in het beroepschrift genoemde gevallen op cruciale punten vergelijkbaar zijn met zijn situatie. In de eerste plaats is van belang dat in geen van de door eiser genoemde gevallen een voorwaardelijke straf is opgelegd, maar steeds onvoorwaardelijke straffen. Daardoor kan niet zonder meer gezegd worden dat sprake is van een lagere straf, nu een onvoorwaardelijke straf immers direct wordt uitgevoerd, terwijl bij een voorwaardelijke straf de uitvoering van de straf kan worden voorkomen. Verder heeft verweerder in het verweerschrift uiteengezet waarom de feiten en omstandigheden in de door eiser genoemde gevallen zodanig anders waren dat niet kan worden gesproken van vergelijkbare gevallen. De rechtbank is het met dit betoog van verweerder eens. Geen van deze gevallen is vergelijkbaar met eisers situatie en met de eiser verweten gedragingen.
6.6.
Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien de opgelegde straf verder te matigen omdat verweerder – zo eiser stelt – heeft verzuimd tegengeluid te geven aan onjuiste berichten in de media of die berichten te nuanceren. Hierbij is vooral van belang dat verweerder onbetwist heeft gesteld dat de media-aandacht niet specifiek op eiser was gericht. Daarbij komt dat verweerder zich voldoende heeft ingespannen om de situatie en het onderzoek op gepaste wijze toe te lichten tegenover de media. Verweerder heeft door een voorwaardelijke straf op te leggen ook voldoende rekening gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden en zijn langdurige goede staat van dienst.
Had de Agfa om advies gevraagd moeten worden?
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat eiser voor het eerst in beroep mag aanvoeren dat de Agfa ten onrechte niet om advies is gevraagd. Er is geen regel die dat verbiedt.
De rechtbank is van oordeel dat de essentie van wat eiser wordt verweten is dat hij niet corrigerend heeft opgetreden tegen onbetamelijke whatsappberichten en dat hij, door daaraan mee te doen, heeft ingestemd met deze berichten. Vaststaat dat eiser met zijn berichten niet het gebruik van geweld aan de orde heeft willen stellen binnen de organisatie dan wel dat deze niet bedoeld waren om bij te dragen aan meningsvorming bij collega’s. De essentie van het verwijt aan eiser is ook niet dat eiser gedachten of gevoelens openbaar heeft gemaakt. Daarbij is van belang dat de berichten in een besloten whatsappgroep zijn geplaatst en niet verder naar buiten zijn gebracht. Verweerder hoefde daarom niet de Agfa om advies te vragen. Een andere opvatting zou betekenen dat ook in zaken waarin bijvoorbeeld seksistische opmerkingen tegen een collega gemaakt zijn, advies aan de Agfa moet worden gevraagd omdat de opmerkingen gezien kunnen worden als het openbaren van gedachten en gevoelens in het kader van de vrijheid van meningsuiting. Naar het oordeel van de rechtbank is deze adviesprocedure niet voor een dergelijk brede categorie zaken bedoeld.
6.8.
De rechtbank is van oordeel dat de aan eiser opgelegde straf niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Het beroep is ongegrond.
Het verzoek om schadevergoeding.
6.9.
Eiser heeft ter zitting een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank begrijpt dat eiser verzoekt om vergoeding van de daardoor ontstane schade als gevolg van spanning en frustratie. De redelijke termijn is voor een procedure in twee instanties (bezwaar en beroep) in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar heeft geduurd. Verweerder heeft het bezwaarschrift op 19 juni 2020 ontvangen. Op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan, is de termijn van twee jaar nog niet verstreken. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
6.10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzitter, en mr. G.P. Kleijn en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)
Artikel 76
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 77
Aan de ambtenaar, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar, kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
(…)
i. plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt;
(…).
Artikel 78
1. Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien de ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
Artikel 80, eerste lid.
De ambtenaar kan niet worden gestraft wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, Ambtenarenwet 2017, dan nadat daarover advies is ingewonnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren als bedoeld in artikel 80b.
Artikel 10 ambtenarenwet 2017
1. De ambtenaar onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:746