Uitspraak
.
OVERWEGINGEN
2.1. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 12 april 2013 herroepen en betrokkene de straf opgelegd van voorwaardelijk ontslag met dien verstande dat het ontslag niet ten uitvoer wordt gelegd indien betrokkene zich gedurende twee jaar na bekendmaking van deze uitspraak niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als het plichtsverzuim waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig andere ernstig plichtsverzuim en tevens vermindering van salaris met het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen voor de tijd van twee jaren, met ingang van de bekendmaking van de uitspraak.
2.3. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat om reden dat betrokkene zich in zijn beroepsgronden op het standpunt heeft gesteld dat hij gelijk moet worden behandeld aan de andere werknemers die vergelijkbaar plichtsverzuim hebben gepleegd, zijn beroep tevens is gericht tegen het subsidiaire ontslag “op andere gronden”. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat het bestreden besluit - behoudens een enkele verwijzing naar hetgeen aan het strafontslag ten grondslag is gelegd - een motivering van de subsidiaire ontslaggrond ontbeert.