Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
“De Hoge Raad is een ongegeneerde hoerenkast met raadsheren die zich als een stelletje ongelikte hoerenkinderen gedragen.(…)Vast staat dat op basis van objectieve criteria(…)de Hoge Raad door mij kan worden gekwalificeerd als een enorme hoerenkast is die de rechten van burgers op grote schaal – willens en wetens – verneukt en vernacheld”.Op 13 maart 2020, 2 april 2020, 28 mei 2020, 30 juli 2020 en 31 augustus 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch [gedaagde] als gemachtigde geweigerd en ook het gerechtshof Amsterdam heeft [gedaagde] op 23 juni 2020 geweigerd. Op de zitting bij het gerechtshof Amsterdam heeft [gedaagde] met betrekking tot de weigering verklaard
“Het interesseert mij geen reet”en
“Ik veeg mijn reet af aan artikel 8:25 Awb.”.
“Goh, dat lucht op, dat is bijna net zo goed als klaarkomen”.
“jij bent toch niet lekker”en
“u kunt niet terugdenken”.
“Zoals al zo vaak door mij gestipuleerd, is de dienst van de heer [B] , kantoor [plaats 5] , maar ook andere kantoren waar hij invloed uitoefent of kan uitoefenen, ontwikkeld tot een professioneel dievengilde, dat blijkens geen respect heeft voor de gerechtvaardigde belangen van burgers. [B] c.s. verdient het om met gelijke munt terugbetaald te worden.”
[B] heeft een ongekend zieke geest, hele zielige man uit Limburg die kennelijk psychische hulp behoeft.(…)”.
“Zorgt u even dat u uitvoering geeft aan de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland, het feit dat u hoger beroep heeft ingesteld heeft geen opschortende werking. Als u niet wil betalen, laat het even weten, laat ik beslag leggen op iets wat ik leuk vind…”.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
in Nederlandwerkende medewerkers van de Belastingdienst, in processtukken die in Nederland worden ingediend en op zittingen die in Nederland worden gehouden en dat de Belastingdienst en zijn medewerkers in Nederland schade lijden als gevolg van het handelen van [gedaagde] . De voorzieningenrechter volgt de Staat in zijn betoog dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat de uitlatingen van [gedaagde] zich richten tegen medewerkers van de Belastingdienst, als onderdeel van de Staat, die is gevestigd in Den Haag. De Staat heeft daarbij onbetwist naar voren gebracht dat twee individuele medewerkers van de Belastingdienst, die volgens de Staat onrechtmatig door [gedaagde] worden bejegend, hun woonplaats in het arrondissement Den Haag hebben, zodat de rechtbank in Den Haag ook op grond van artikel 102 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd is. Ten slotte heeft de Staat genoegzaam onderbouwd dat de rechtbank Den Haag op grond van artikel 109 Rv relatief bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
5.De beslissing
strafrechtelijke delicten of onrechtmatig handelen zonder enige feitelijke basis,waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend, uitlatingen over corruptie, het belazeren van belanghebbenden, diefstal, minachting van het recht, misleiding van de rechterlijke macht, het zijn van crimineel of onderdeel zijn van een criminele organisatie, het naaien van burgers, het onder druk zetten van burgers en/of gemachtigden, misleiding en ontneming van bewijs en alle vergelijkbare verwijten van strafbaar of onrechtmatig handelen van of door de Belastingdienst, waarvoor geen enkele feitelijke basis wordt aangedragen;
bedreigende uitlatingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: het dreigen om hem/haar in persoon te beschadigen, om hem/haar op te laten sluiten, om al zijn/haar geld te ontnemen, om beslag te leggen op privébezittingen, de persoon onder een brug te laten slapen, om naar de media te stappen en aldaar de beledigingen te herhalen, om hem/haar ‘tot op het bot’ te beledigen, om het functioneren van de medewerker in twijfel te trekken door e-mails cc aan leidinggevenden, directeuren, Kamerleden en zelfs ministers te sturen en uitlatingen zoals “de groetjes aan jouw vrouw” en alle vergelijkbare uitlatingen die bedoeld zijn om de ambtenaar zowel in zijn functie als in privé te beangstigen;
beledigingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: de kwalificaties en scheldwoorden ‘dom’, ‘achterbaks’, ‘wicht’, ‘kuthoer’, ‘kankerwijf’, ‘vieze nare man’, ‘krapuul’, ‘topcrimineel’, ‘viespeuk’, ‘misselijk makend vies, smerig vet mannetje’, ‘loser’, ‘charlatan’, ‘wolf in schaapskleren’, ‘intens zielig, kleingeestig naar mannetje’, ‘tuinkabouter’, ‘gajesklant of gespuis’, ‘triestige moraalridder’, ‘boef’, ‘crimineel’, ‘meesteroplichter’, ‘clown’, ‘tienermeisjesentertainer’, alle beledigende verbasteringen van namen van medewerkers (zoals, maar niet uitsluitend, ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘[bijnaam 4]’) en alle vergelijkbare scheldwoorden, verbasteringen en beledigende kwalificaties die zich op de persoon van de medewerker richten;
alle uitlatingen die betrekking hebben op privéinformatie van de betrokken ambtenaar,waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: de privésituatie van een partner of familielid, de ziekte/beperkingen van een partner of familielid, het privéadres van de ambtenaar of referenties aan de provincie, het woongebied en alles wat daarmee te maken heeft, referenties aan hobby’s buiten de werksfeer, referenties aan eerdere werkbetrekkingen en alle vergelijkbare uitlatingen over privéinformatie van ambtenaren die niets te maken heeft met de uitoefening van hun functie;
beledigingen over de psychische gesteldheid/gezondheid van de ambtenaar,waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: ‘gepest zijn’, ‘het hebben van psychische problemen’, ‘een verwijzing naar de psychiater’, ‘doodziek zijn in het hoofd’, ‘zieke geest’, ‘een beperkt verstandelijk vermogen’, ‘autisme’, ‘het IQ van een lid van de Josti-band’, ‘een verwijzing naar een weerbaarheidscursus’, zinspelingen op emoties, zoals huilen of bang zijn en alle vergelijkbare, onware, uitlatingen over de psychische gesteldheid, intelligentie of gezondheid van de ambtenaar, voor zover deze niet reeds onder het hiervoor in III. genoemde verbod vallen;
seksueel getinte of intimiderende opmerkingen,waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend referenties aan klaarkomen en andere seksuele handelingen, scheldwoorden en kwalificaties die vrouwonvriendelijk zijn en alle andere seksueel getinte en/of intimiderende opmerkingen, voor zover deze niet reeds onder het hiervoor in III. genoemde verbod vallen,