Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
[derde-partij] B.V.,
Procesverloop
Overwegingen
11 juli 2019 en 23 oktober 2019 toegestane activiteiten. Voorts wordt door verweerder, in plaats van gehoor te geven aan het oordeel van de voorzieningenrechter in de zaak met zaaknummer SGR 20/4414 [1] , een nieuwe omgevingsvergunningen verleend met betrekking tot dezelfde activiteiten. Eiseres verwijst hierbij naar de op 13 juli 2021 verleende omgevingsvergunning met betrekking tot het veranderen van de woningen aan de [straat 1] 93a, 97a, 105a, 109 en de [straat 2] [huisnummer 1] te [plaats] door het wijzigen van de indeling, het maken van constructieve doorbraken, trappen en het plaatsen van een bouwlaag ten behoeve van vijf nieuwe woningen.
23 oktober 2019 toegestane activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat de gestelde schade het gevolg is van die vergunningen. Zij heeft enkel gesteld dat tijdens het uitvoeren van niet nader gespecificeerde werkzaamheden schade is aangebracht aan de panden die zij bezit. Ter onderbouwing heeft zij een aantal foto’s verstrekt. Aan de hand van deze informatie kan niet worden vastgesteld waar de beweerdelijke schade uit bestaat, wanneer deze schade precies is ontstaan en om welk schadebedrag het gaat. Verder kan eventueel ontstane schade als gevolg van het uitvoeren van de bij de omgevingsvergunning van 23 oktober 2019 vergunde werkzaamheden niet bij deze procedure betrokken worden. In deze procedure staat namelijk enkel de (herroepen) omgevingsvergunning van 19 juli 2019 centraal. De rechtbank komt tot de conclusie dat de gestelde schade geen aanleiding geeft voor het aannemen van procesbelang. Hetzelfde geldt voor de door eiseres geformuleerde klachten over het handelen van derde partij. Wat er ook zij van die klachten, dit werpt geen ander licht op de vraag over het procesbelang die in deze procedure aan de orde is.
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.