In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een stiefmoeder afkomstig uit Marokko, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van artikel 20 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), in het kader van het arrest Chavez-Vilchez. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat niet zou zijn aangetoond dat eiseres daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken verrichtte voor haar stiefzoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 24 november 2020 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk zorg- en opvoedingstaken verricht en dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen haar en haar stiefzoon. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank vond de verklaringen van de voormalig pleegouders en de school van de stiefzoon overtuigend en concludeerde dat eiseres aan de stelplicht had voldaan.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij alle relevante omstandigheden in acht moet nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van de zorg- en opvoedingstaken in het kader van het verblijfsrecht van een stiefouder en de noodzaak voor verweerder om deze aspecten zorgvuldig te overwegen.